vrijheid is geen vrijblijvendheid

Hotel Roermond

Wanneer ik Hotel Roermond binnenloop zie ik Sjef Drummen al aan een klein tafeltje zitten. Ik had mij voorgenomen om deze ‘kleine koffie’ niet te belasten met discussievragen. Ik moest nog een geleend boek teruggeven (Catharsia) en zag kans verzendkosten te besparen. Ik was niet gekomen om een duel aan te gaan. Daarnaast helpt het veel als je iemand met wie je wel eens de digitale degens kruist, ziet en spreekt. Ondanks dat wij het op een aantal fundamentele punten oneens zijn, kan je altijd van elkaar leren en als dat niet kan, proberen elkaar te begrijpen. Als je gelooft in de goedheid van de mens, dan wil iedereen uiteindelijk het beste voor de jongere generatie.

Ik had het boek nog niet uit mijn tas gehaald of Sjef legde een ander boek op tafel: Je mag geen eisen aan leerlingen stellen. Hij had mij al een exemplaar beloofd, maar ik had niet verwacht dat ik het zo snel zou krijgen, zeker niet omdat ik niet op de boekpresentatie aanwezig kon zijn. We hadden elkaar al eerder gesproken op LinkedIn en wat ik waardeer is dat hij altijd de tijd nam om mijn vragen te beantwoorden en ook om deze ‘kleine koffie’ te hebben.

In ons korte gesprek hebben we het toch over onderwijs gehad en ja, we kwamen in een lichte discussie over verschillende onderwijsaspecten. Echter, dan pas merk je hoe beperkt digitale communicatie is. Ik zag een trotse vader, een oud-docent met sterke onderwijsideeën, en een groot onderwijshart. We vonden elkaar ook op bepaalde punten. Het hielp dat ik Catharsia had gelezen, wat ook min of meer een biografie van Sjef is. Na een vogelvlucht over Nikè (Wings) en Athena (Stedelijk Gymnasium) gaven wij elkaar de hand en haastten ons allebei weer naar onze drukke levens. Het boek ging snel, maar kortstondig in mijn tas. Dat boek is nu uit.

 

een Agoriaans handboek

Je mag geen eisen aan leerlingen stellen: Maak een kunstwerk van je leven is eigenlijk twee boeken in één gebonden. Aan de ene kant heb je Je mag geen eisen aan leerlingen stellen: Maak een kunstwerk van je leven geschreven door Sjef Drummen. Als je het boek omdraait krijg je het andere boek: Maak een kunstwerk van je leven: Je mag geen eisen aan leerlingen stellen door Jan Fasen. Mijn reflectie is op het deel van Drummen. Het deel van Fasen zal in de nabije toekomst gelezen worden.

Het is een “handboek geworden voor Agoriaans denken, handelen, ervaren en voelen. Het geeft handvatten aan het zo noodzakelijke en moeilijke proces van onderwijsvernieuwing” (p. 3). In het boek zijn er naast Drummen en Fasen ook “dertien bijdragen van wetenschappers die je aan het denken zetten over onderwijs” (p. 3).

Daar waar Catharsia voor een deel een autobiografie is en ingaat op de totstandkoming van Agora, probeert het tweede boek zich meer te richten op de filosofie en gedachte van het Agora-onderwijs. Veel elementen uit Catharsia komen weer aan bod, zoals de vijf dimensies van duurzaamheid: sociaal, ecologisch, economisch, spiritueel en cultureel. “Dat betekent dat niet het ‘ik’ centraal staat, maar het ‘wij’” (p. 23).

Agora wil betekenisvol onderwijs bieden dat geïnitieerd wordt vanuit de leerling zelf (al kon ik nergens het woord ‘constructivisme’ vinden): “Leren vanuit intrinsieke motivatie is de meest zinvolle manier van leren” (p. 99). Het is aan de coaches om het leerproces van de leerling bij te sturen zonder haar autonomie te beklemmen; ‘verleiden’ noemde Sjef dat in Hotel Roermond.

 

Agora wil betekenisvol onderwijs bieden dat geïnitieerd wordt vanuit de leerling zelf.

 

intrinsieke motivatie

Als het om intrinsieke motivatie gaat, heeft Agora een heel sterk verhaal. Als je mijn Gameful Design diagram erbij pakt, een schema dat aangeeft welke elementen in spellen en daarmee ook onderwijs intrinsieke motivatie kunnen aanwakkeren, betrekt Agora er veel van:

https://drakenvlieg.nl/wp-content/uploads/2023/02/gameful-design.jpg

Sjef Drummen stelt dat de ‘autonomie’ van de leerling onaantastbaar is. Vanuit dit idee krijgt de leerling eigenaarschap over haar leerproces. Hierbij is de ‘subjectivatie (persoonsvorming) van Biesta zeer belangrijk. Coaches zijn niet (alleen) een vakdocent. Zij helpen de jongeren ook in het vormen van hun identiteit. De leerling kan alleen ontdekken in autonomie als zij veilig kan falen. Er zijn geen summatieve toetsen (behalve in het eindexamentraject) en de leerling wordt niet afgerekend op een slecht resultaat. Omdat de leerling vanuit autonomie werkt, zit zij, met begeleiding van een coach, op haar competentieniveau: “de leerling moet leren eisen aan zichzelf te stellen” (p. 103). En omdat de leerling uit autonomie heeft gekozen is het ook relevant (betekenisvol).

De voortgang wordt ook gemeten in een eigen volgsysteem (Quissum) waarin leerlingen foto’s en tekst plaatsen over wat ze allemaal doen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de 20 perspectieven (brillen) die professor Fred Jansen heeft bedacht. Deze brillen komen redelijk overeen met de verschillende schoolvakken en dat is handig voor het bepalen van het profiel voor de leerling in het eindexamentraject: computerbril, levensbril, plaatsbril, millieubril, gezondbril, ontwerpbril, tijdreisbril, ramen- en verschilbril, beweegbril, kunstbril, stoffenbril, geldbril, zingevingsbril, ik- en jijbril, helikopterbril, taalbril, regelbril, rekenbril, meetbril, goed- en kwaadbril.

Daarnaast zet Agora heel erg in op gemeenschapsgevoel. Je leert op een Agora relationeel autonoom dat wil zeggen “je leert niet voor jezelf maar voor de ander. Mensen willen wat bereiken voor de ander. En wat bereiken betekent dat anderen jou het predicaat ‘goed’ geven” (p. 22).

Agora kent een vaste weekstructuur met een centrale opening met je ‘leerfamilie’: een klein groep leerlingen onder begeleiding van een vaste coach. Daarna wordt er aan challenges gewerkt, projecten met een einddoel dat bedacht is door de leerling. Na de middagpauze is er een half uur stilte moment waarin vaak wordt gelezen (zonder muziek).

Het is dan ook niet zo gek dat als je je richt op intrinsieke motivatie en relatieve autonomie van de leerling, dat je het goed doet bij persoonsontwikkeling en gemeenschapsgevoel. Het reguliere onderwijs kan op deze gebieden veel leren van Agora. Onderwijs gaat niet alleen om kwalificatie, maar ook op socialisatie en subjectivatie en die laatste twee moeten in het reguliere onderwijs nog wel eens ruimte maken voor, bijvoorbeeld, toetsing.

 

welke kennis is belangrijk?

Toch blijft mijn fundamentele zorg over Agora onbeantwoord. Als onderwijssysteem dragen wij de verantwoordelijkheid om de opgedane kennis van vorige generaties over te dragen aan de nieuwe generatie. Wij vormen het geheugen van de menselijke geschiedenis en de huidige generatie kan alleen de toekomst vormen als zij kritisch naar het heden kan kijken. Dat gaat echter alleen als zij begrijpt hoe het heden uit het verleden is ontstaan. Deze belangrijke taak is niet gewaarborgd in het Agorasysteem en kan niet toevertrouwd worden aan BigTech. Een leerling ‘verleiden’ om kennis te nemen van deze belangrijke kennis (wat niet altijd leuk of aantrekkelijk is) is voor mij te summier.

 

Als onderwijssysteem dragen wij de verantwoordelijkheid om de opgedane kennis van vorige generaties over te dragen aan de nieuwe generatie.

 

Daarnaast zal een jongere die zelf mag bepalen wat hij of zij wil leren, blinde vlekken hebben. Eén van de weinige kritische noten in het boek komt van Monique Volman: “[ik zie] het risico dat dit type onderwijs kansenongelijkheid tussen leerlingen kan vergroten. Hoe kan je leerlingen in vrijheid laten kiezen en tegelijkertijd zorgen dat de kwaliteit van de leerervaringen die ze opzoeken en opdoen niet bepaald wordt door de bagage die ze van huis uit of vanuit het basisonderwijs hebben meegekregen.” (p. 57). Hier geeft Je mag geen eisen aan leerlingen stellen geen duidelijk antwoord op.

Vrijheid in autonomie is geen vrijblijvendheid. Drummen richt zich hierbij vooral op het sociale domein: “In een leergemeenschap is niets vrijblijvend” (p. 30). Echter, dit geldt ook voor kennisoverdracht. Immers, als je ervoor kiest om geen kennis op te doen die de gemeenschap belangrijk acht om te functioneren in de maatschappij, zet je jezelf buiten de groep. Dit gaat dan ook tegen de relationele autonomie in. Je hebt een verantwoordelijkheid naar de groep, de maatschappij. Alleen willen leren wat jij belangrijk vindt, is geen oog hebben voor de gemeenschap en haar toekomst.

Drummen spreekt over het ‘fragmentarisch’ karakter van het reguliere onderwijs. Hier heeft hij zeker een punt; meer integratie lijkt mij evident. Echter, de challenges die het Agora biedt, geven ook een fragmentarisch beeld van de wereld. De kennis die je opdoet is weliswaar betekenisvol voor je project, maar je mist een fundamentele opbouw van de vakgebieden die je gebruikt. Ik denk dat hier een betere balans in moet worden gevonden, want kennis op zichzelf is niet relevant. Het wordt betekenisvol als je het kunt koppelen aan iets wat je al kent (context) of aan iets wat je interesseert. Maar die kennis wordt binnen zijn eigen vakgebied pas relevant als je het vakgebied beter beheerst. Drummen stelt dat “Agora [uitgaat] van het geheel (wereld, universum) en via nieuwsgierigheid van de leerling naar een specialisatie [voert]” (p. 119), maar dat geheel blijft onbegrijpelijk als je geen fundament hebt opgebouwd.

Ook merk ik op dat het lijkt alsof alle ‘kennis’ voor Drummen evenveel waard is. Drummen benadrukt dat motivatie zorgt voor kennis. Wanneer een leerling intrinsiek gemotiveerd is, komt de kennis vanzelf (daarom dat je geen eisen mag stellen). Maar welke kennis komt er dan en welke kennis wordt er gemist? Het eindexamen met haar eindtermen zorgt er nog voor dat leerlingen in de laatste jaren worden klaargestoomd voor het vervolgonderwijs, maar hier wil Drummen vanaf. Wat je dan, naar mijn mening, krijgt, is een slager die zijn eigen vlees gaat keuren en dat vervolgopleidingen door middel van toelatingstoetsen moeten meten of iemand de opleiding wel aan kan.

Ook is er nog geen bewijs dat er causaal verband zit tussen motivatie en leren: “motivatie leidt niet per definitie tot beter leren en presteren” (Op de Schouders van Reuzen, 2018). Hier gaat Drummen dus te kort door de bocht: ‘Als je maar gemotiveerde leerlingen hebt, komt alles goed.’ Ook het hoofdstuk met de hoopvolle titel ‘Leert de leerling wel genoeg?’ spreekt alleen over de overmatige meetcultuur in het reguliere onderwijs, dat leren synoniem is aan ontwikkeling, en dat leerlingen een inspanning moeten verrichten om tot resultaten te komen. Of de leerling wel genoeg leert wordt niet besproken (en die vraag is voor Agora ook absurd, want je bent nooit uitgeleerd en niemand mag je opleggen om iets te leren). Of de leerling genoeg leert voor zijn vervolgopleiding of voldoende basisvaardigheden heeft, blijft dus onbeantwoord.

De bijdragen van de wetenschappers vielen mij wat tegen. In het gedeelte van Drummen zijn er bijdragen van Rob Martens, Robbert Dijkgraaf, Yuli Tamir (oud-Minister van Onderwijs van Israël), Monique Volman, Jelle Jolles, Jan Bransen, Henk Oosterling, en Joseph Kessels. Echter, het gros van de bijdragen gaan niet over Agora maar over de principes die Agora inspireren. Dit was een kleine teleurstelling. Ik had gehoopt op wetenschappers die kritisch naar Agora-concept in de praktijk zouden kijken. Volman komt daar nog het meest in de buurt. Wetenschap is namelijk ook kritische vragen stellen. Daarnaast zijn Martens en Bransen niet onbekend in het Agora cirkeltje. Ook zijn er bijdragen die eerder als ‘flavour’ aanvoelen dan een waardevolle bijdrage leveren, zoals het interview met Yuli Tamir en een citaat van Robbert Dijkgraaf. Ik hoop nog steeds op een onderzoek dat oud-Agoraleerlingen volgt in het vervolgonderwijs en deze vergelijkt met oud-leerlingen uit het reguliere onderwijs. In hoeverre kunnen deze studenten meedraaien in dat vervolgonderwijs? Zijn deze leerlingen meer autonoom en mentaal sterker dan reguliere studenten?

reflectie

En dat is ook het gemis in de rest van het boek: reflectie, adaptie, voortschrijdend inzicht, groei, ideeën voor de toekomst. Het is voornamelijk een herhaald relaas over hoe belangrijk de autonome leerling is en dat motivatie leidt tot kennis. Durft Agora kritisch naar zichzelf te kijken en een paar fundamentele elementen kritisch te benaderen? Volgens Drummen is die ruimte er wel: “Agora [kent] geen dogma, alleen een sterke visie […] Onze ‘why’ biedt geen kant-en-klare oplossingen” (p. 93), maar na tien jaar mag je meer reflectie verwachten. Alleen door kritisch naar jezelf te kijken, behoed je jezelf voor dogma’s.

 

Alleen door kritisch naar jezelf te kijken, behoed je jezelf voor dogma’s.

 

Agora is voor sommige leerlingen een redding. Jongeren die verdrinken in de scholengemeenschap, die te eigenzinnig en te nieuwsgierig zijn om in lesuren te vangen, die baat hebben bij een hechte gemeenschap. Ik kan op ons Stedelijk Gymnasium zo de leerlingen aanwijzen die in een Agora systeem meer kunnen groeien dan in het reguliere onderwijs. Aan de andere kant zie ik ook leerlingen die zullen onderpresteren, die zichzelf tekortdoen, die baat hebben bij goede scaffolding voordat ze zelfstandig kunnen uitvliegen.

kleine koffie

Het reguliere onderwijs kan veel leren van het Agora op het gebied van gemeenschap, identiteitsontwikkeling, autonomie, structuur en stilte momenten. Het Agora moet, naar mijn mening, kritischer kijken naar haar maatschappelijke taak in het waarborgen van de gemeenschappelijke kennis. Mijn ideale school ligt daar waar kennis en eigenaarschap elkaar in balans houden en elkaar versterken. En ja, daar zit ook een stukje plicht in. Onderwijs is ook kennismaken met het onbekende, met het ongewilde, met het vervelende. Het leven is mooi, maar kent ook haar duistere kanten en haar verantwoordelijkheden naar de groep.

Daarom dat we als onderwijsveld met elkaar in gesprek moeten blijven. Geen verwijten moeten maken, maar kritische vragen moeten blijven stellen die soms (vooralsnog) onbeantwoord blijven. Daarom dat ik ‘kleine koffies’ waardeer, omdat die laten zien dat we mensen zijn met een hart voor leren, voor ontwikkelen, en voor de nieuwe generatie.

Er is één advies van Sjef die zeker ik ter harte zal nemen. Een advies dat mij misschien (meer) gesprek brengt met anderen: ‘Je moet je avatar aanpassen, want in het echt ben je veel positiever.’ Daar ga ik niet over in discussie.

 

Cognitieve Wetenschap in de lespraktijk

Een tijdje geleden kwam de Education Endowment Foundation met een publicatie genaamd “Cognitive Science Approaches in the Classroom” waarin zij stelt dat er geen sluitend bewijs is voor een aantal belangrijke theorieën in het onderwijs: spaced learning, interleaving. retrieval practice en dual coding. Deze uitkomst is niet verrassend en was zelfs te verwachten. Wat EEF namelijk ook stelt: “Zoals met elke bewijsbasis, is het belangrijk om te onthouden dat gebrek aan bewijs of gebrek aan kwaliteitsbewijs niet hetzelfde is als bewijs van geen impact ” (Cognitive Science, p. 13). De publicatie stelt niet de theorieën ter discussie, maar geeft aan dat de docent een cruciale rol heeft in het toepassen van de theorieën in zijn of haar lessen.

De werking van ons geheugen.

“Onderzoek vertelt ons niet wat we moeten doen. Dat kan het niet. Het kan echter wel onze beslissingen informeren. Leraren hebben een zee aan wijsheid – uit hun ervaring met eerdere scenario’s die in de loop van de tijd zijn verzameld; van hun interacties met de specifieke studenten die ze nu lesgeven; van hun betrokkenheid bij het curriculum en de beoordelingsmethoden.”

(Tom Sherrington, What does it mean to be ‘evidence-informed’ in teaching?)

Net als dat het Trivium voor leerlingen geldt, geldt deze ook voor docenten. Docenten eigenen kennis toe (grammatica), maar moeten deze kennis wel kritisch (dialectica) analyseren en toepassen (retorica) voordat zij het beoogde effect kunnen behalen. Daarmee zijn de dialectica en de retorica het gebied van de professional: niet alleen weten wat werkt, maar ook wanneer en wanneer niet, oog hebben voor uitzonderlijke situaties, aanvoelen welke interventies nodig zijn die niet zijn ondervangen in de theorie. Deze professionalisering komt uit het continu kritisch reflecteren op het eigen handelen en het handelen van de leerlingen. Dit maakt dat docenten niet zonder meer te vervangen zijn door robots of electronische leeromgevingen die direct werken uit de theorie en leerlingen op maat kunnen bedienen. Deze toepassingen werken tot op zekere hoogte, maar missen (vooralsnog) het stukje mensenkennis dat een docent door middel van kritische ervaring heeft opgedaan.

Een docent is een professional dankzij het kritisch blijven kijken naar kennis en zijn of haar communicatie. Ook weet de professional welke, hoe en wanneer de juiste instructie te geven bij iedere leerling.

Doceren is daarmee een oneindige zoektocht naar de perfecte les. Het afstemmen van theorie met de praktijk is lastig in onderzoek te ondervangen. Wetenschappelijk onderzoek wil immers zoveel mogelijk variabelen uitsluiten om datgene wat onderzocht wordt te onderzoeken. De praktijk is daarmee weerbarstig. Variabelen waar docenten mee te maken hebben lopen ver uiteen, van leerlingtype, tot persoonlijke leefsituatie van een leerling tot specifieke leerstof. Wat de wetenschap niet beoogt is dat de theorie kritiekloos wordt toegepast in de praktijk. Het is je doel voor ogen houden en praktijk zoveel mogelijk vormen naar dat doel en kijken hoe de theorie dat onderbouwt. Voor mij is dat het Trivium waarbinnen een zee van ruimte is om flexibel om te gaan met verschillende situaties: “Om een theorie in de klas toe te passen, moet je begrijpen of iets gevonden in kunstmatige omstandigheden ook van toepassing is in specifieke, realistische omstandigheden.” (Cognitive Science, p. 11).

 

“Wil bewijs uit de cognitieve wetenschap de gewenste effecten van optimaal leren en het verbeteren van lesgeven hebben, dan moet het op de juiste manier worden geïnterpreteerd en gebruikt.”

Cambridge Assessment, How should cognitive science be used in developing teaching practice? 

 

Gespreid leren (spaced learning)
Leren en ophalen verspreiden over een langere periode in plaats dan ze te concentreren in “massale” beoefening. (Cognitive Science, p. 5)

Het probleem bij ‘gespreid leren’ is dat er teveel stof is om alles te herhalen. Je zult keuzes moeten moeten maken. Belangrijk zijn hierbij de concrete leerdoelen die worden omschreven in het curriculum. Op deze manier kan je beter bepalen wat noodzakelijk, belangrijk en bijzaak is. Sta af en toe stil een geconstateerd hiaat in de klas en las een extra instructie in over het hiaat. Identificeer hardnekkige problemen en hiaten bij individuele leerlingen kom hier regelmatig bij leerlingen op terug.

Lagen van leren (interleaving)
Schakelen tussen verschillende soorten problemen of verschillende ideeën binnen dezelfde les of studiesessie (Cognitive Science, p. 5)

‘Lagen van leren’ benadrukt het belang dat je materiaal op verschillende manieren aanbiedt. Niet alleen kan dit inzicht verruimen, maar het kan ook voorkomen dat leerlingen ‘trucjes’ leren. Daarnaast is het voor de motivatie van leerlingen belangrijk genoeg afwisseling in je lessen toe te passen zodat zij de aandacht er beter bij kunnen houden.

Terughalen (retrieved practice)
Verschillende strategieën gebruiken om informatie uit het geheugen oproepen, bijvoorbeeld flash kaarten, oefentests of quizzen, of mindmapping (Cognitive Science, p. 5)

De afgelopen jaren heb ik veel gedaan aan ‘retrieved practice’ omdat dit ook aansluit bij ‘oefenen en herhalen‘ uit gameful design. Juist hier kan ICT een belangrijk hulpmiddel zijn. Leerlingen kunnen grammaticaoefeningen maken op de ELO en feedback krijgen. Elke keer als ze de oefening opnieuw opstarten, krijgen ze andere vragen. Een eigen curriculum met doorlopende leerling in belangrijk voor ‘retrieved practice’ omdat je de herhaling in je leerlijn bouwt. Ook is het belangrijk dat het ophalen van oude kennis op een veilige manier gebeurt.

Strategieën om cognitieve belasting te beheersen (strategies to manage cognitive load)
Leerlingen laten focussen op belangrijke informatie zonder overbelasting door bijvoorbeeld informatie op te breken of te ‘chunken’ of met behulp van uitgewerkte voorbeelden, of ‘steigers’ (scaffolding) (Cognitive Science, p. 5)

Wat deze theorie eigenlijk zegt is, maak de stof behapbaar door te focussen op een klein aantal onderwerpen en bouw deze uit. Dit doe ik bij het leren van het schrijven van essays in de bovenbouw. Ik wil mijn leerlingen een standaard structuur aanleren hoe een essay kan worden opgebouwd. Hiervoor gebruik ik structureel dezelfde kleuren in mijn lesmateriaal en bij het nakijken (bijv. kernzinnen staan in mijn lesmateriaal in het groen, en kijk ik bij oefeningen ook in het groen na).

Kleurschema’s bij het leren van de structuur van een essay.

 

Duale codering (dual coding)
Zowel verbale als non-verbale (zoals woorden en afbeeldingen) informatie gebruiken om concepten aan te leren; dubbele codering vormt een onderdeel van een bredere theorie die bekend staat als de cognitieve theorie van multimediaal leren (CTML) (Cognitive Science, p. 5)

Duale codering kan helpen bij het inzichtelijk maken van, bijvoorbeeld, abstracte grammaticaregels.  Denk hierbij aan een tijdlijn met de tijden, maar ook het weergeven van verschillende situaties.

Schema om de relatie van de tijden ten op zichte van elkaar weer te geven.
Het verschil tussen betrekkelijke bijzinnen.
Kleurcodering om de alliteratie in een fornyrðislag weer te geven.
Inzichtelijk maken van ‘inversions’ door middel van multimedia.

De publicatie van de EEF heeft de rol cognitieve wetenschap op de dagelijkse lespratijk niet verzwakt. Integendeel, de publicatie benadrukt de rol van de professionele docent in het toepassen van onderwijstheorie in de praktijk. De docent kan niet de theorie kopiëren/plakken in zijn of haar lespraktijk, maar zal kritisch moeten blijven kijken wat zijn of haar leerlingen nodig hebben. Daarmee is de rol van wetenschap weer benadrukt: wetenschap is niet gebeiteld in steen maar is constant in beweging en daar heeft zij het onderwijsveld bij nodig.

Vocabulary, vocabulary, vocabulary

Hoe leer je het beste een nieuwe taal? De meningen lopen uiteen, al was het alleen al in de verschillende onderwijsvisies. Taal is niets meer dan symbolen (woorden) die zaken duiden en volgens bepaalde regels (grammatica) in een bepaalde volgorde worden gezet, of kleine aanpassingen geven aan die duidingen. Zowel grammatica als woordenschat zijn belangrijk voor het beheersen van een taal. Echter, met veel kennis over grammatica en een kleine woordenschat zal je moeite hebben te luisteren naar en lezen van de taal, en kan je je zowel verbaal als via schrift niet (duidelijk) communiceren. Andersom, brede woordenschat met gebrekkig grammatica begrip, zal tot minder problemen leiden. Zeker, er kunnen situaties zijn waar de grammatica zeer bepalend is voor de boodschap, maar dan nog steeds zal je beter met de taal uit de voeten kunnen dan wanneer het andersom zou zijn.

Bald and bankrupt heeft een interessante clip hierover gemaakt. Bald, een Youtuber met bijna 2 miljoen volgens, reist veel door Rusland en de rest van de wereld, waar hij zich met gemak doorheen communiceert. Russisch is een grammaticaal moeras en Bald geeft aan dat een fout in grammatica, communicatie niet per definitie in de weg zit.

Wel geeft Bald aan op 3:38 dat de enige mensen die grammatica moeten kennen, mensen zijn die Russisch studeren. Zeker, hij spreekt hier vanuit zijn ervaring als toerist in een land met een vreemde taal. Als je een taal moet beheersen voor hoger onderwijs of voor je werk, moet je dat foutloos kunnen doen. Veel van onze leerlingen komen in deze situatie. Al is het de vraag in hoeverre een MAVO leerling het verschil tussen de present perfect en de present perfect continuous zou moeten weten. Eerder zou ik die tijd dan willen besteden aan het verbreden van de woordenschat.

Ik pleit dus niet voor de afschaffing van grammatica onderwijs. Integendeel, in mijn systeem zit grammatica verankerd met veel inslijpingsopdrachten. Mijn leerlingen moeten in klas 5 en 6 nagenoeg foutloos opstellen kunnen schrijven. Echter, als je de nadruk meer legt op grammatica en woordenschat ‘erbij’ doet, krijgt de leerling het gevoel dat woordenschat slechts een kleinere rol heeft dan beheersing van grammatica. Woordenschatverwerving moet structureel aangeboden worden.

Daarnaast heb je natuurlijk wel een basis grammaticakennis nodig over een taal. Als je alleen Ierse woorden leert, maar niet weet dat de woordvolgorde in een zin anders is dan in het Engels, kan je in de war raken. “Is maith liom an Geilge” betekent “Ik vind het leuk om Iers te leren”, maar letterlijk staat er “Het is goed voor mij het Iers.” Deze basiskennis zou je kunnen zien als het A1(A2) niveau van een taal. Daarom ook mijn pleidooi om grammatica niet af te schaffen, maar de plek te geven die het ook heeft in een taal.

In deze Coronacrisis heb ik drie 5v leerlingen die naar mij toegestapt zijn met de zorg dat ze achterstanden hebben bij Engels die ze met reguliere lessen niet kunnen inhalen. Bij alle drie kwamen zij tot de conclusie dat het schortte aan woordenschat. Ze begrijpen simpelweg de teksten niet en komen, letterlijk, niet uit hun woorden bij de productie. Het is beter als een leerling een begrip heeft van een tekst via de woorden, en vanuit daaruit meer in aanraking komt met de nuances van een tekst.

Maar hoe kan ik die drie leerlingen een startpunt geven om hun woordenschat bij te brengen, zonder hen alle woorden van de afgelopen 4 jaar te laten leren? Hier gebruik ik de NGSL voor. De NGSL is een woordenlijst van ongeveer 3000 woordenfamilies die 92% beslaan van alle standaard Engelse teksten. Dit is nog niet voldoende voor de belangrijke 98% (pdf) die nodig is voor goed tekstbegrip, maar leerlingen die de NGSL kennen, hebben wel een stevige basis waarna ze zelf aan de slag kunnen met persoonlijke woordenlijstjes, of bijvoorbeeld aan de slag gaan met de Academic Word List (een lijst met meest voorkomende algemene woorden in academische teksten).

Om leerlingen op weg te helpen heb ik niet alleen een ERK-code per familie gegeven, maar ook de Nederlandse vertaling erbij gezet. Zo kunnen leerlingen direct aan de slag en bijvoorbeeld de lijst in WRTS of ander woordjesoverhoorprogramma aan de slag. Dit scheelt tijd. Tijd die besteed kan worden aan bijvoorbeeld lezen van literatuur. De lijst dient bij mij voor ondersteuning van de zwakke leerling. Zonder kennis van die basiswoordenlijst blijf je achter de feiten aanlopen.

Voor reguliere leerlingen is het belangrijk woordenschat te blijven aanbieden en hen les in, les uit duidelijk te maken dat een brede woordenschat de sleutel is tot een goede beheersing van de taal. Grammatica dient daar niet voor de verdwijnen. Integendeel, veel leerlingen zullen veel baat hebben bij goed grammatica onderwijs. Ik denk alleen dat woordenschatverwerving vaak onderschat wordt, iets is wat er nog bij komt, terwijl het het hart van een taal is; words speak louder than grammar.

 

De NGSL woordenlijst met ERK en Nederlandse vertaling. Erk niveaus komen van www.vocabkitchen.com, de vertalingen zijn gebaseerd op Google vertalingen, met een eigen ‘oog’ voor aanpassingen.

 

 

Curriculum logboek #002: ERK

Waar begin je met een eigen curriculum? Ik ben altijd al sceptisch geweest over de 21st century skills, het nieuwe onderwijsidee. Niet benoemd maar wel verstopt, beaamt curriculum.nu dat de toekomst onbekend is en banen en de kennis en vaardigheden die daar bijhoren veranderlijk zijn: “In onze sterk veranderende maatschappij moeten leerlingen de banen van morgen nog ontdekken binnen steeds meer internationaal georiënteerde contexten” (Leergebied MVT [pdf], p. 10). Ik denk echter dat een samenleving altijd in beweging is en banen door de eeuwen heen zijn veranderd. Het is dan ook een drogreden van algemeenheid. Daarnaast hebben de zogenaamde 21st century skills nog een bijkomend nadeel: “The term 21st Century Skills  is an oxymoron because, in reality, we are being deskilled (Robinson, Curriculum: Athena versus the machine, p. 39). Christodoulou slaat de spijker op de kop:

[…] there is nothing uniquely twenty-first century about them. Mycenaean Greek craftsmen had to work with others, adapt and innovate. It is quite patronising to suggest that no one before the year 2000 ever needed to think critically, solve problems, communicate, collaborate, create, innovate or read. Human beings have been doing most of these things for quite a long time.”

(Christodoulou, Seven Myths about Education, pp. 52-53)

Trivium

Als we kijken wat de mensheid door de eeuwen heen wel heeft geholpen om tot de inzichten van vandaag te komen, kom ik eerder uit bij het Trivium. Dit is, zoals eerder aangegeven, mijn leidraad voor mijn dagelijkse lessen: “Je moet eerst weten voordat je iets kunt bekritiseren, maar dat heeft alleen effect als je het goed kunt communiceren.”

Het Trivium kijkt niet naar de wereld, maar naar de mens: wat heeft het individu nodig om kritisch met zijn omgeving te communiceren en werken, ongeacht het ‘wat’ van die omgeving? Als de mens een stuk gereedschap is om de beschaving vorm te geven, moet je een stuk gereedschap maken dat ongacht de taak, er wel iets mee kan. 21st century skills willen van de mens een stuk gereedschap maken toegespitst op een toekomst waarnaar we alleen maar naar kunnen raden.

Met het curriculum wil ik nu verder inzoomen op wat de inhoud van die dagelijkse lessen zou moeten zijn. Nu kan ik natuurlijk in de lesboeken van uitgeverijen kijken, maar deze boeken zijn veranderlijk naar de willekeur van de uitgever. Ik ben op zich best tevreden met de methode die we al jaren hebben (Stepping Stones), maar ik heb geen eigen beeld over wat ik vind over wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Ik heb een eigen curriculum nodig om methodes tegen het licht te houden en te kijken waarin ze verschillen, maar vooral waarom. Anders gezegd, ik moet eerst weten voordat ik kritisch kan beoordelen.

ERK

Een logisch startpunt is het Europees Referentiekader. Dit heeft een aantal redenen. Het ERK heeft geen direct commercieel doel; het duwt niet (teveel) in een bepaalde educatieve gedachte. Het ERK heeft duidelijk (geüpdatete [pdf] ) uitgewerkte vaardigheden. Het ERK sluit aan bij initiatieven zoals het Cambridge Advanced English wat bij ons school behaald kan worden. Het ERK is niet vast omlijnd. Je kunt met descriptoren schuiven. Als laatste zullen we in de toekomst in Europa meer moeten samenwerken en afstemmen om weerstand te bieden tegen grootmachten zoals China, Rusland en Amerika. De rijke verscheidenheid aan talen binnen de Unie kan beter georganiseerd worden als we gemeenschapppelijk descriptoren hebben.

Het ERK geeft alleen voor eindonderbouw en eindbovenbouw kaders, maar we kunnen natuurlijk de afgeleiden redelijk gokken:

Nu zijn dit geen kaders waar ik mij persoonlijk aan hoef te houden (ik denk namelijk dat ik bij sommige onderdelen hoger lig), maar dit biedt wel houvast.

 

 

Curriculum logboek #001

De afgelopen vier jaar heb ik vooral gekeken naar hoe ik leerlingen kan motiveren in hun leerproces. Daarop volgde “het waartoe” van hun leren. Nu sta ik op het punt om het “wat” en “hoe” te onderzoeken. Anders dan gameful design en Trivium 21c, is het “wat” heel persoonlijk voor iedere docent. Dat klinkt vreemd, maar het detailniveau wat ik in mijn hoofd heb gaat tot in de les. Een les die gegeven wordt binnen bepaalde kaders.

De belangrijkste kader is mijn school: een categoriaal gymnasium. Dit maakt het ‘wat’ anders dan een HAVO of VMBO klas. Ik wil dan ook niet een curriculum voor anderen schrijven, maar een curriculum met anderen delen. Een persoonlijk curriculum die ik niet zondermeer zelf kan uitrollen. Immers, ik geef les binnen een schoolorganisatie en een sectie met eigen ideeën. Ik denk echter dat het belangrijk is voor een docent voor zichzelf te kijken wat hij/zij belangrijk vindt aan zijn onderwijs en waar hij/zij naar wilt streven.

Curriculum vs. eindtermen
Het is belangrijk om curriculum en einddoelen/-termen uit elkaar te houden. Een eindterm geeft aan wat een leerling op welk niveau moet weten of kunnen. Een curriculum geeft aan hoe een leerling daar komt en met welk materiaal. Curriculum.nu is daarin dus schimmiger. Het neigt meer naar het wat en blijft vaag in het hoe. Dat is ergens ook logisch, omdat curriculum.nu een heel onderwijsveld moet bedienen. Toch denk ik dat curriculum.nu te algemeen is om goed uitgevoerd te worden. Dat kan overigens ook een zegen zijn.

Daarnaast is het probleem van de ideeën curriculum.nu dat ze bij MVT te veel focussen op cultuur in plaats van vorm, dat ze uitgaan van een bepaald basisniveau wat leerlingen nog niet hebben. Daarnaast zullen de ideeën van curriculum.nu, bij instemming van de Tweede Kamer, in de praktijk door de SLO-machine worden geduwd waarna de uitgeverijen er halfgebakken uitwerkingen van maken. De docent zelf zal dus zelf weinig gedwongen worden kritisch naar zijn eigen onderwijs te kijken.

Zoektocht
Deze zoektocht zal veel tijd in beslag gaan nemen en de blogposts die ik erover wil schrijven zullen ook niet structureel geplaatst worden. Ook zullen ze meer ‘een schets’ zijn, dan duidelijk uitgewerkte stukken. Vandaar dat ik ze ‘logboek’ noem. Het kan ook zijn dat ik terugkom op eerdere ideeën en conclusies, maar dat lijkt mij alleen maar goed in een ontwikkelproces. Het kan ook zijn dat het hele project op een gegeven moment strandt. Dan is het geen verloren tijd geweest want niet alleen heb ik dan geleerd in het proces, ik heb de ideeën ook gedeeld met anderen, zodat het hen misschien verder kan helpen.

Hulp, ideeën en kritiek zijn altijd welkom. Onderwijs maak je samen, en leren doe je van elkaar. Deel je mening via twitter, linkedin, of op deze website.

Vooruitkijken schooljaar 2019-2020

Lesgeven is niet ingewikkeld, maar moet wel goed doordacht worden en met vakmanschap gegeven.

 

Vier jaar geleden, toen ik langs de rand van overspannenheid schuurde, heb ik heb roer compleet omgegooid. In plaats van mij blind te laten leiden door een lesboek ben ik op zoek gegaan naar een manier van lesgeven waar ik achter sta. Ik ben meer gaan werken, ik ben harder gaan werken. Onderwijs is geen roeping, het is een missie. Een missie om mensen te vormen kritisch naar zichzelf en de wereld te kijken en te handelen. Het is een blijvende zoektocht die samen met mijn leerlingen onderzoek en vormgeef.

2016-2017 / 2017-2018
In schooljaar 2016-2017 begon ik met de eerste stappen in gamification. Leerlingen zouden meer gemotiveerd moeten worden door gebruik van levels, badges en punten. Ik experimenteerde met ClassCraft en stickers die verdiend konden worden. Echter, het voelde uiteindelijk niet naar waar ik naar op zoek was. PBL (points, badges en leaderboards) zijn niet datgene waarom een speler blijft spelen, of een leerling blijft leren. In de loop van schooljaar 2017-2018 ontwikkelde ik het gameful design diagram. In het gameful design diagram worden elementen genoemd die spelers motiveren spellen te blijven spelen. Je kunt dit diagram dan ook een motivatiediagram noemen aangezien het ook kan worden toegepast om leerlingen en studenten te laten blijven leren.

2018-2019
Toch miste ik een essentieel onderdeel in mijn lessen: waartoe leidt ons onderwijs? Daisy Christodoulou wees mij in 2017 met Seven Myths about Education er al op dat onderwijs onderhevig is aan veel belangen die niets te maken hebben met goed onderwijs. Het was echter Martin Robinson met Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past die mij in de zomer van 2018 antwoord gaf op de vraag waarom: je moet eerst weten voordat je iets kunt bekritiseren, maar dat heeft alleen effect als je het goed kunt communiceren. Zijn trivium levert kritische, zelfstandige denkers. Dit is voor mij als MVT-docent op een categoraal gymnasium cruciaal voor mijn onderwijs.

In het schooljaar 2018-2019 ben ik kritisch gaan kijken of de vernieuwingen van gameful design aansloten bij deze missie en in hoeverre onderdelen een hoge werkdruk geven voor een laag rendement. Ook ben ik gaan kijken hoe ik verschillende onderdelen beter kan delen met collega’s zodat ook zij dit kunnen inzetten in hun eigen onderwijs.

2019-2020
Voor het komende schooljaar wil ik terug naar de basis: degelijke klassikale uitleg met veel oefeningen die uiteindelijk moeten leiden tot zelfstandige leerlingen. Het boekje Rosenshine’s Principles in Action (PDF onderaan deze post) gaat mij hier veel bij helpen. Rosenshine weet wetenschappelijk en empirisch onderzoek samen te brengen tot praktische tips in de dagelijkse lespraktijk. Sherrington zet Rosenshine’s ideeën over efficiënt onderwijs uiteen met praktische voorbeelden. Veel van deze ideeën passen docenten al toe, maar net als bij gameful design gaat het erom dat je ze bewust en kritisch inzet. Ook is er overlap met gameful design omdat beide theoriën hetzelfde doel nastreven: leerlingen motiveren om tot leren over te gaan door middel van het vergroten van zelfvertrouwen en het bieden van de veiligheid om fouten te mogen maken. De 17 principes van Rosenshine zijn:

  • Begin een les met een korte terugblik op de vorige les.
  • Geef nieuw materiaal (stof) in kleine stappen met oefening voor de leerlingen na elke stap.
  • Beperk het materiaal (stof) dat leerlingen in één keer krijgen.
  • Geef duidelijke en gedetailleerde instructie en uitleg
  • Stel veel vragen en controleer op begrip bij de leerlingen.
  • Voorzie een hoog niveau aan actieve oefening voor alle leerlingen.
  • Begeleid leerlingen wanneer ze met oefenen beginnen.
  • Denk hardop en modelleer stappen.
  • Voorzie modellen van uitgewerkte vraagstukken.
  • Vraag leerlingen om uit te leggen wat ze hebben geleerd.
  • Controleer de reacties van alle leerlingen.
  • Voorzie systematisch feedback en correcties.
  • Gebruik meer tijd om in uitleg te voorzien.
  • Voorzie veel voorbeelden.
  • Doceer materiaal opnieuw wanneer nodig.
  • Bereid leerlingen voor op onafhankelijk leren.
  • Monitor leerlingen wanneer ze beginnen aan onafhankelijk leren.

In schooljaar 2018-2019 staan de volgende projecten op het programma:

  1. Klas 1 gaat een pilot in met cijferloos lesgeven. De lessen zullen in het eerste half jaar door mijn stagiair worden verzorgd, dus ik heb veel ruimte en tijd om deze pilot achter de schermen en achterin de klas te volgen.
  2. Klas 3 heeft een nieuwe editie van onze methode (Stepping Stones). Dit geeft mij de mogelijkheid om jaar 3 om te vormen naar het systeem zoals ik dat voor klas 1 heb ontwikkeld.
  3. Klas 4 gaat het laatste jaar in van een methode die niet goed werkt. Hier wordt het vooral puzzelen hoe ik met de beperkte tijd de klassen optimaal kan begeleiden. Woordenschat gaat zoals ik die in klas 5/6 geef (iedere les formatieve getoetst), grammatica zal veel leunen om het onderbouw systeem (veel digitale oefening). Ook wil ik een aantal literatuuronderdelen van klas 5 naar klas 4 verschuiven.
  4. Klas 5 stapt ook over naar een nieuwe editie van een methode (Spotlight on Advanced). Gelukkig is deze editie bijna identiek aan de oude zodat ik veel materiaal kan hergebruiken voor de komende vijf jaar.
  5. Klas 6 krijgt een aantal wijzigen in schrijfvaardigheid en wil ik meer klassikale discussie in het Engels over de problemen in de wereld op dit moment (gebaseerd op Gert Biesta’s De terugkeer van het lesgeven).
  6. In samenwerking met Loes Groen, die onderzoek doet naar het ontwikkelen van academische leesvaardigheidstraining, ga ik leesvaardigeheidsmateriaal uitwerken en testen in lagen 3, 4, 5 en 6.
  7. Onlangs is besloten om bij ons op school over te stappen van itslearning naar Moodle (via OpenEdu). De afgelopen twee jaar heb ik al materiaal ontwikkeld in deze nieuwe elo, maar ik zal nu ook de implementatie begeleiden bij ons op school.
  8. In schooljaar 2020-2021 gaat onze school overstappen van 4 modules naar 3. Als sectievoorzitter zal ik het overzicht bewaken en bijspringen in de ontwikkeling van deze moduleomslag voor de sectie Engels.
  9. Ik wil Rookreading.com verder uitbreiden met theorie en boeken.
  10. We willen bij Engels thematischer gaan werken met de romans die leerlingen moeten lezen. Ik ga met een aantal collega’s het thema dystopia uitwerken.

En dit allemaal zal plaatsvinden tijdens een grote verbouwing het gehele komende jaar bij ons op school waarbij we een uitbreiding krijgen van het aantal lokalen. Er is een noodlokatie, dus dat wordt veel pendelen.

Al met al een druk jaar, maar met een doel: door middel van de motivatiestrategieën van gameful design kritische leerlingen opleiden, doordrenkt met kennis via lessen gebaseerd op wetenschappelijk en empirisch onderzoek.

[pdf-embedder url=”https://drakenvlieg.nl/wp-content/uploads/2019/08/Rosenshine.pdf”]

Kennisfabriek

Er wordt nog wel eens gezegd over het onderwijs dat school geen ‘kennisfabriek’ moet zijn. Een negatieve term die aangeeft dat school hersenloze zombies aflevert, dat het niet alleen moet draaien om kennisverwerving. Met Het Trivium kan ik niet anders dan het hier mee eens zijn. Echter, de term suggereert ook dat kennis (en daarbij informatie) schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van een leerling, en niet te veel moet worden gegeven. Kennis moet ruimte maken voor persoonlijke ontwikkeling, vaardigheden, creativiteit, kritisch denken en jezelf ontdekken. Het vergaren van informatie en het ontwikkelen van kennis zijn echter fundamenteel voor goed onderwijs en vragen om een grote investering in tijd en energie in het middelbaar onderwijs.

In Het Trivium heb ik mijn raamwerk voor degelijk onderwijs gegeven. Goed onderwijs is het samenspel tussen grammatica (kennis vergaren over de wereld), dialectica (kritisch kijken naar de wereld) en de retorica (goed communiceren naar de wereld). In deze post wil uiteenzetten waarom kennis cruciaal is voor goed en degelijk onderwijs en dat het daarom ook zorgelijk is dat kennis (en zeker ook informatie) meer op de zijlijn komt te staan op scholen, als een reservespeler die alleen wordt ingezet wanneer nodig.

Wat is kennis?

Kennis is betekenisvolle informatie, je beheerst de feiten genoeg om er zinvolle acties mee te ondernemen, theoretisch of praktisch. Het is een samenspel tussen weten, begrijpen, en kunnen toepassen. Het is daarom belangrijk dat leerlingen worden geconfronteerd met veel (betekenisvolle) informatie dat kan worden omgezet in kennis. Hier volgen vijf redenen waarom informatie en kennis, naar mijn mening, cruciaal zijn voor degelijk en succesvol onderwijs.

  1. Creëren van concepten

Marty Lobdell in zijn Study Less, Study Smart geeft het verschil tussen feiten en concepten. Een feit vergeet je snel, een concept blijft je hele leven bij. Echter, je hebt feiten nodig om tot conceptuele inzichten te komen. De feiten zal je weer (deels) vergeten, maar het concept blijft je bij. Een feit is de naam van een bot, een concept is hoe deze functioneert in je lichaam.

“strategies of learning that help students identify and discern complex prototypes […] can help them grasp the kinds of contextual and functional differences that go beyond the acquisition of simple forms of knowledge and reach into the higher sphere of comprehension.”

Peter C. Brown, Henry L. Roediger III, Mark A. Daniel, make it stick, The Science of Successful Learning, p. 55

“[T]he aim of fact learning is not to learn just one fact – it is to learn several hundred, which taken together form a schema that helps you to understand the world.”

Daisy Christodoulou, Seven Myths about Education, p. 20

Ontneem informatie voor een leerling, ontneem de kennisverwerving, en leerlingen zullen meer moeite hebben concepten te begrijpen of tot nieuwe conceptuele inzichten te komen. Specifieke informatie leveren wanneer een leerling of docent deze nodig acht, is op de lange termijn inefficiënt. Je krijgt slechts stukjes van een groter verhaal te zien, en mist verbanden. Daarbij komt dat brede kennis tot inzichten kan komen waar je zelf nog niet aan had gedacht, omdat de informatie die je nodig had, buiten je inzichtspectrum lag. Veel van deze inzichten ontstaan in het onderbewuste, gevoed door een veelzijdigheid aan kennis.

Veel van deze inzichten ontstaan in het onderbewuste, gevoed door een veelzijdigheid aan kennis.

  1. Parate kennis

Er bestaan in de hersenen twee soorten geheugen: het kortetermijngeheugen en het lange. Het kortetermijngeheugen (of werkgeheugen) kan maar drie tot vier items onthouden (The magic number 4 in short-term memory: A reconsideration of mental storage capacity, N. Cowal). Christodoulou geeft in Seven Myths about Education het voorbeeld van een rekensom. 46 x 7 is moeilijk uit je hoofd te rekenen als je de tafels niet goed beheerst. Leerlingen die hun tafels niet kennen, kunnen mentaal deze som niet uitrekenen. Door gebruik te maken van je langetermijngeheugen, je parate kennis, kan je de som in stukjes knippen. Overigens haakt dit ook in op het punt één: 4 x 4 = 16 is vrij gelimiteerde kennis, maar twaalf tafels beheersen geeft wel toegang tot een beter begrip van wiskunde.

Een voorbeeld, voor mij, dichterbij huis is het leren van woordjes. Een enkel woordje leren lijkt zinloos. Maar in je schoolcarrière honderden woorden leren verbreedt je woordenschat om goed te kunnen lezen, schrijven, spreken en luisteren. Maar we hebben toch digitale woordenboeken? Het kost meer tijd om bij teksten continu woorden op te zoeken, het kost belachelijk veel tijd bij spreken. Daarnaast mis je een groot deel van de connectie tussen woorden omdat je ze als enkele items opzoekt en niet verbindt met behulp van je langetermijngeheugen. Je bent beter in staat een goede tekst te schrijven als het grootste gedeelte van de woorden van jezelf zijn, als je ze beheerst, en niet van een online woordenboek. een woord is immers meer dan een reeks letters. Wittgenstein zei ooit: “The limits of my language mean the limits of my world,” en Alan Watts gaf aan dat “The only thing you really know is what you can put into words.” Een parate, brede woordenschat geeft een betere mogelijkheid jezelf te verwoorden en anderen te begrijpen.

Het kost meer tijd om bij teksten continu woorden op te zoeken, het kost belachelijk veel tijd bij spreken.

Vaak wordt gezegd dat veel kennis van de middelbare school je later weer vergeet. Dit is echter een grove onderschatting van onze hersenenen. Veel van die kennis, mits degelijk eigengemaakt door spaced en layered learning, sluimert. Wanneer je tien jaar na de middelbare school weer Frans of Duits zou oppakken, zal je merken dat je niet meer op basisniveau zit, maar na enige oefening vrij snel op het niveau komt waar je het hebt achtergelaten.

  1. Informatievoorzieningen worden steeds minder betrouwbaar

Hoe meer informatie en kennis je van de wereld hebt, hoe beter je haar begrijpt en weerbaar bent tegen leugens en manipulatie. ‘Fake news’ komt steeds vaker voor en als school dienen wij leerlingen hierop voor te bereiden. Echter, het is de kennis van de wereld die helpt om te twijfelen aan een nieuwsbericht, of aan een Tweet. Als je deze ‘trigger’ niet hebt, als je eigen kennis niet wordt uitgedaagd, zal je niet snel tot waarheidsvinding komen. Hoe meer je weet over de wereld, hoe sneller je zaken in twijfel zult trekken die niet kloppen, hoe sneller je aan waarheidsvinding zult doen.

Hoe meer je weet over de wereld, hoe sneller je zaken in twijfel zult trekken die niet kloppen, hoe sneller je aan waarheidsvinding zult doen.

Over waarheidsvinding gesproken, veel van onze informatie is nu digitaal. Digitale informatie kneedbaar, veranderbaar, zonder dat het duidelijk is dat informatie is gemanipuleerd. Het is ook absurd te denken dat internet een database is die gebruikt kan worden als vervanging van ons geheugen. Niet alleen op maatschappelijk vlak (waar Orwell natuurlijk al voor waarschuwde in 1984: “The past was erased, the erasure was forgotten, the lie became the truth.”), maar ook op individueel vlak.

Door je ‘feitendatabank’ (voor een groot deel) te verplaatsen van je hersenen naar het internet, maak je jezelf afhankelijk van een systeem dat speelt met de waarheid. De mens wordt dan een ‘drone’, bespeelbaar door anderen, gevormd door de bubbels van Facebook en Google die informatie filteren of adverteren op zo’n manier dat je een vervormd beeld van de realiteit krijgt zonder dat er een tegengeluid kan worden gegeven.

  1. Weerbaar maken

Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat meer kennis (en informatie) over de wereld je ook meer kennis geeft over jouw plek in die wereld en jezelf weerbaarder maakt.  Je geeft je hersenen meer gereedschap, of een voedzame bodem, om de wereld om je heen en jezelf daarin beter te begrijpen. En juist informatie en kennis waar je niet op zat te wachten kan daarbij helpen. Je hersenen worden een bibliotheek van ideeën, ervaringen (ook van anderen), suggesties en logica die je helpen op situaties te reflecteren en te anticiperen.

Daarnaast hebben jongeren last van een paradox: je wilt uitvinden wie je wilt worden, maar je bent gevangen in de interesses van vandaag en de behoeften van je huidige situatie. Het is aan een instantie als een school om jongeren breed op te leiden en ‘lastig’ te vallen met zaken waar zij niet het directe nut van inzien, of waar zij zelf niet op waren gekomen. Nieuwsgierigheid begint daar waar je een leerling confronteert met het onbekende. Juist wanneer leerlingen op een ‘enge’ manier informatie toebedeeld krijgen, zijn zij vatbaarder voor manipulatie van de bron van die informatie.

Nieuwsgierigheid begint daar waar je een leerling confronteert met het onbekende.

  1. Kritisch en creatief denken

Natuurlijk heeft niemand de waarheid (deze is immers onderhevig aan perceptie), maar dit ontneemt ons niet de plicht jongeren te leren waarom de wereld functioneert zoals hij nu functioneert. Dit is hoe er nu naar de wereld en naar haar problemen wordt gekeken.  Ben je het hier niet mee eens, dan weet je waartegen je ageert. School moet de voedingsbodem zijn voor kritische denkers en creatieve geesten, maar dat kan alleen met inhoud. Alleen dan kan je werken aan dialectica.

Kritiek zonder inhoud is roeptoeteren, schilderen zonder kennis is kladderen. Het is koken zonder kennis van ingrediënten. Ontneem een kind kennis (en informatie) en je ontneemt haar de mogelijkheid om kritisch naar problemen te kijken, kritisch naar zichzelf te kijken, en zichzelf creatief te uiten. Het onttrekken van kennis maakt blind, (Oost-Indisch) doof en stom.

Kritiek zonder inhoud is roeptoeteren, schilderen zonder kennis is kladderen.

Deze kennis (en informatie) moet ook gestructureerd worden gegeven, en niet incidenteel wanneer dit nodig is. Zulke sporadische momenten helpen niet tot het leggen van verbanden en het aanleren van schema’s, die tevens tijd besparen. Je zult de present perfect continuous alleen beter begrijpen als je de present perfect kent, maar je zult alleen de present perfect begrijpen als weet hoe de present en past simple functioneren.

Een brede kennis van de wereld betekent ook het kennen van niet direct toepasbare informatie. We weten niet wat de toekomst brengt, maar door te weten hoe de wereld tot het punt is gekomen wanneer verandering plaatsvindt, kan je beter anticiperen op die veranderingen. Het aanbieden van brede kennis levert veerkrachtige en flexibele individuen op in een veranderende wereld.

Het aanbieden van brede kennis levert veerkrachtige en flexibele individuen op in een veranderende wereld.

Grammatica, dialectica en retorica

Het vergaren en eigen maken van informatie en kennis kost veel tijd, maar, zoals ik hopelijk hierboven heb aangegeven wel van noodzakelijk belang. Natuurlijk moeten middelbare scholen leerlingen ook opleiden tot kritische denkers (over de wereld en over zichzelf) en hen leren hoe zij dit optimaal kunnen communiceren. Echter, dialectica en retorica hebben effectief minder tijd nodig om te worden beheerst. Grammatica (kennisvergaring) zou misschien in de lessen evenveel tijd toebedeeld moeten krijgen als dialectica en retorica samen. Het is de verantwoordelijkheid van de middelbare school om leerlingen af te leveren aan het MBO, HBO en WO met koffers vol informatie en kennis. Kennis die kritisch kan worden bekeken en duidelijk kan worden gecommuniceerd.

Het VO moet een bolwerk voor kennis zijn, en als mensen dat denigrerend een ‘kennisfabriek’ willen noemen, dan draag ik het label ‘fabrieksopzichter’ trots als geuzennaam. Confucius zei ooit: “Wie oude kennis koestert en constant nieuwe vergaart, mag een leraar van anderen zijn”. Ik zou zeggen, wie oude kennis koestert en constant nieuwe vergaart, kan een leraar voor zichzelf zijn.

Het Trivium

Waar gameful design helpt bij het bevorderen van een goed leerklimaat en leergedrag, helpt het trivium mij bij het bepalen van mijn onderwijsdoelen. Het idee van het trivium komt uit de Griekse oudheid, maar is nieuw leven ingeblazen door Martin Robinson in het boek Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past. Het trivium geeft antwoord op een onderbuikgevoel dat ik al een paar jaar had in alle onderwijsdiscussies: kennis doet er toe en kritisch nadenken is belangrijk. Het combineert de waarde van het verleden met de uitdagingen voor de toekomst.

Het trivium werkt met drie pijlers die goed onderwijs moeten bevorderen: grammatica, dialectica en retorica.

“We have the art of grammar, learning about the way things were or are; which is challenged by the dialectic, questioning the way things were or are; and communicated through the art of rhetoric, showing how things could be.”

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 25

De onderdelen van de drie-eenheid versterken elkaar. Je moet eerst weten voordat je iets kunt bekritiseren, maar dat heeft alleen effect als je het goed kunt communiceren. Het trivium levert kritische, zelfstandige denkers.

Grammatica

Grammatica slaat hier niet op de structuur van een taal, maar op de kennis van het verleden en het heden: weten waarom dingen nu zijn zoals ze zijn, begrijpen waarom de Westerse maatschappij is gefundeerd op Christelijke waarden, het inzien van algebra, het weten hoe de landen in de wereld verdeeld zijn. Grammatica laat je een interpretatie van de wereld zien zoals deze op dit moment wordt aanschouwd. Dit is geen absolute waarheid en binnen het trivium is het juist voorbestemd om uitgedaagd te worden door de dialectica.

“If you are going to rip up the rules of literature, you need to know the rules of literature.”

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 112

Je kunt alleen de wereld bekritiseren als je weet wat er was. Een mooi voorbeeld vind ik Picasso. Picasso is het boegbeeld van je eigen stijl vinden, de heersende ideeën uitdagen, maar voordat hij dit kon moest hij eerst de technieken kennen en beheersen. Het linkerschilderij (Wetenschap en naastenliefde) is uit 1897, het rechterschilderij (Drie muzikanten) is uit 1921.

Zonder grammatica is de dialectica ongefundeerd onderbuikgeschreeuw en de communicatie slechts holle retoriek. Grammatica beschermt het individu van populisme en van de waan van de dag. Het geeft een gedeeld platform waarover je met elkaar betekenisvol kunt discussiëren.

Informatie, kennis en begrip
Het is belangrijk het verschil te kennen tussen informatie, kennis en begrip. Informatie is wat je kunt googlen. Het zijn feiten die je kunt verwerken. Kennis is betekenisvolle informatie, dat wil zeggen je beheerst de feiten genoeg om er zinvolle acties mee te ondernemen, theoretisch of praktisch. De laatste stap is dat je de kennis daadwerkelijk begrijpt.

Mijn dochter is vier en speelt af en toe The Sims, een soort digitaal poppenhuis. Toen ik een keer met haar achter de computer zat, wist ik niet hoe je naar de tweede verdieping moest komen. Binnen luttele seconden klikte ze op twee knoppen in het spel: “Nee, papa dan moet je zo en zo”. Kent mijn dochter Engels? Beheerst mijn dochter een computerspel beter dan ik? Nee. Mijn dochter heeft informatie (knop A en knop B) omgezet naar beperkte kennis “als knop A dan knop B = resultaat”. Ze begrijpt niet wat ze doet en snapt de logica achter de opzet van de knoppen niet. Ze heeft wel de kennis, maar niet het begrip. Dit geldt overigens ook over de gemiddelde ICT kennis bij jongeren, ze weten hoe Snapchat of Instagram werkt, maar begrijpen niet hoe.

Het is vaak het gebrek aan begrip waar mensen gevoelig zijn voor vooroordelen. Dit vraagt om de uitdaging van de dialectica. Maar deze uitdaging kan alleen plaatsvinden wanneer je start vanuit de kennis die er is.

Het leren van feiten gaat niet om feiten
Het is een misvatting te denken dat het leren van feiten gaat om het onthouden van feiten. Feiten kan je altijd opzoeken (al helpt het natuurlijk wel als je veel kunt onthouden). Het leren van feiten helpt bij het begrijpen en onthouden van concepten. Feiten vergeet je snel, concepten blijven je hele leven bij, maar kunnen alleen begrepen worden wanneer je de feiten (ooit) beheerst(e). Dr. Marty Lobdell legt dit helder uit. Thomas Frank geeft hieronder de verkorte versie.

Ook het boek make it stick is hier duidelijk over:

“strategies of learning that help students identify and discern complex prototypes […] can help them grasp the kinds of contextual and functional differences that go beyond the acquisition of simple forms of knowledge and reach into the higher sphere of comprehension.”

Peter C. Brown, Henry L. Roediger III, Mark A. Daniel, make it stick, The Science of Successful Learning, p. 55

Het internet wordt minder betrouwbaar
Het internet is een katalysator voor goede bedoelingen en voor kwade. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat onze informatievoorziening steeds onbetrouwbaarder wordt. Kijk bijvoorbeeld naar de informatievoorziening rondom de Brexit en het presidentschap van Trump. Fake news and framing worden steeds meer gemeengoed en ook het recht om vergeten te worden geeft aan welke weg we in de toekomst kunnen inslaan. Eén van de laatste ontwikkelingen in de technologie zijn faked video’s en deze technologie zal onze waarheidsvinding alleen nog maar meer op de proef stellen.

Ook het groeiende wantrouwen naar de gevestigde media geeft ruimte voor vervormingen van de waarheid en regelrechte leugens. Door meer van de wereld te begrijpen en meer vanuit jezelf te weten, ben je meer op je hoede en minder gevoelig voor manipulatie. Daarom is het belangrijk jongeren van een stevig portie kennis van de wereld te voorzien met de vaardigheden om kritisch naar nieuwsvoorziening te kijken (dialectica). Beheersing van de retorica is een derde verdedigingslinie tegen onwaarheden.

Dialectica

Dialectica is het kritisch kijken naar kennis en deze op waarde schatten. Via de dialectica ontdek je wie je bent en ontwikkel je wie je wilt worden. Je daagt de gevestigde orde uit en dwingt hen tot antwoorden.

Dialectic is understood as argument, debate, dialogue, and also of mashing, mixing and joining up ideas.”

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 117

Zonder dialectica kan de grammatica leiden tot indoctrinatie: het blindelings volgen van feiten en accepteren dat de wereld objectief te benaderen is. Dialectica is het leren vragen stellen en durven twijfelen aan de gevestigde orde, aan de docent, maar ook aan jezelf. In het jaarboek van mijn mentorklas in 2018 schreef ik het volgende:

Twijfel aan jezelf en twijfel aan anderen. Twijfel aan de waarheid, weifel over je keuzes, want de wereld is tegenwoordig zo zeker van haarzelf. Waar beledigen en beledigd worden eenentwintigste-eeuwse vaardigheden beginnen te worden en we onszelf in het midden van het universum zetten zonder te twijfelen aan onze idealen en onze ideeën. Wie twijfelt kan kritisch kijken, naar zichzelf en naar de wereld. Wie twijfelt vernietigt nepnieuws en ontrafelt framing en denkt voordat hij wat roept. Wie twijfelt durft te vragen, staat open om te luisteren, kan overwegen en durft van zijn pad af te wijken als nieuwe kennis een nieuwe route adviseert. Twijfel aan jezelf en aan anderen en vind daar je rust: dat je constant dobbert op de wispelturige zee en niet bent geketend aan de grond. Twijfelen is bewegen, ontdekken, overwegen, proeven, “to drink life to the lees”. Twijfelen is weten dat weten tijdelijk is, constant dobberend naar een bestemming onbekend. Wie twijfelt heeft de wereld.

Dialectica is ook het leren respecteren van andere meningen en ideeën, “twijfelen is weten dat weten tijdelijk is”. Het opent de deur voor innovatie en dialoog. Dit geldt ook voor expressies zoals in de kunst, mischien moet ik wel zeggen, juist in de kunst, waar grammatica en dialectica worden verbonden met emotie en zelfexpressie.

Retorica

“Rhetoric is a peroration, an art of summation, of evualation. It has both an informal and formal role, embracing methods through which young people can become more confident citizens and communicate and celebrate what it is to feel, to think, to be eloquent[…]”

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 144

Retorica gaat veel verder dan leren hoe Powerpoint werkt, dit is immers een vaardigheid en valt onder de grammatica. Retorica is communiceren, het in staat zijn de omgeving te informeren en te beïnvloeden naar jouw overtuigingen. Aan de andere kant moeten jongeren ook weten wanneer ze worden voorgelogen en retorische middelen herkennen wanneer zij onderwerpen bediscussiëren.

“The art we need to inculcate in our young people is the discrimination of knowing who to listen to and recognizing when they are being conned. We need to understand the art of rhetoric if we are to realize the importance, or otherwise, of what we are being told. Then we will have the power to laugh at or expose falsehood, but not to abuse that power through inarticulate trolling, abuse, or lies, and develop out own personal rhetoric […] this way, children develop their own authority. This confidence should be based not just in the what but also in the how.

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 152

Retorica gaat dus verder dan Powerpoint, of leren presenteren. Het bouwt de derde verdedigingslinie op en versterkt daarmee ook het zelfvertrouwen en daarmee de zelfredzaamheid van het individu.

 

Niemand kan precies voorspellen wat de toekomst zal brengen. Daarom heb ik ook moeite met de zogenaamde 21st century skills. Mensen raken verwonderd over technologie. Zij vergeten echter dat goed onderwijs in beginsel geen arbeiders moet opleiden, maar mensen die zelfstandig kritische keuzes kunnen maken, weerbaar zijn en zelf kunnen inspelen op de veranderingen van de wereld zodat ze arbeider kunnen worden, of manager, of academicus.

“[..] grammar, dialectic, and rhetoric are arts which are taught a way of thinking that is liberating. An art offers an open-ended approach, as opposed to a discipline where we are trained to follow one path, which is closed.”

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 49

Robinson vervolgt

[John of Salisbury (c. 1120-1180)] went on to suggest that grammar, dialectic, and rhetoric are arts because they ‘delimit’ the self: they nourish, they enable us to grow, they strengthen the mind towards wisdom from rules or virtue, all of which results in our ‘liberation’.

Martin Robinson, Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past, p. 50

Ik geloof in de kracht van kennis, nee, in de noodzaak van kennis, maar wil mijn leerlingen uitdagen kritisch naar die kennis te kijken. Ik wil mijn leerlingen voorbereiden op een wereld die niemand kan voorspellen. Ik wil leerlingen weerbaar maken, die hun leven vorm geven naar hun eigen idealen en durven te twijfelen. Ik sta open voor de verhouding tussen de drie kunsten van grammatica, dialectica en retorica. Het miskennen van een van deze drie leidt echter, naar mijn mening, tot een ontwrichting van het individu en daar zal je mij vinden in de arena van het onderwijsdebat.

 

Correcties: klassen 6F en 6Q (2017-2019) van het Stedelijk Gymnasium Leiden.

Gevormd of Vervormd?

Ondanks de commissie Dijsselbloem [pdf] lijkt er geen eind te komen aan het aantal meningen over hoe ons onderwijs drastisch op de schop moet. Onlangs las ik op Twitter dat de volgende in rij stond om zijn mening te pareren in een boek: Gevormd of vervormd? Een pleidooi voor ander onderwijs van Jan Bransen. Vaak laat ik de berichten voor wat ze zijn, maar besloot deze keer dit boek gebruiken voor een experiment. Voordat ik begin met het lezen van dit boek wil ik mijn vooringenomenheid laten zien. Een cynisch resultaat van allerlei proefballonnetjes over ons onderwijs. Dan wil ik die vooringenomenheid vergelijken met de inhoud van het boek om te zien waar ik gelijk had en waar niet. Dit boek leek mij zeer geschikt omdat het lijkt dat er een aantal bekende punten naar voren worden gebracht en Jan Bransen niet alleen gereageerd heeft op een aantal Tweets, maar ook heeft aangegeven open te staan voor discussie, waarvoor niets dan lof.

Als docent Engels op een categoraal gymnasium innoveer ik, maar hecht ook waarde aan traditionele manieren van onderwijs.

Ik ben geen onbekende voor nieuwe ideeën in het onderwijs. Er kunnen veel dingen beter, maar er gaat ook veel goed. Ik noem mijzelf kritisch innoverend. Ik laat mij niet snel verwonderen over een nieuw idee en respecteer dat er in het verleden ook veel goed is gegaan. Als docent Engels op een categoraal gymnasium innoveer ik, maar hecht ook waarde aan traditionele manieren van onderwijs.

Voordat ik aan Bransens boek ga beginnen wil ik eerst mijn vooringenomenheid uiteenzetten. Dit is waar ik sta, dit is waar ik voor sta. Het onderwijs wordt voortdurend aangevallen op haar functioneren, waaronder het curriculum.nu. Wij zijn wel wat gewend en hebben al vaak dezelfde plaat gehoord, gespeeld, ondervonden en gezien dat het niet werkt. Ik heb daarentegen niet stilgezeten en zal ook niet stil blijven zitten om te ontdekken wat leerlingen helpt verder te komen in hun zelfontwikkeling.

Wij zijn wel wat gewend en hebben al vaak dezelfde plaat gehoord, gespeeld, ondervonden en gezien dat het niet werkt.

Onderwijs is voor mij het meegeven van kennis en gereedschap voor een kritisch en zelfstandig burger. Hoeksteen in mijn onderwijsvisie is het Trivium 21c. In zijn gelijknamige boek geeft Martin Robinson de drie elementen van goed onderwijs. De eerste is grammatica (de kennisverwerving), het leren over hoe dingen waren en zijn, welke wordt uitgedaagd door de dialectica, het bevragen van de manieren hoe dingen waren of zijn; en worden gecommuniceerd door middel van de retorica, laten zien hoe dingen kunnen zijn.

Onderwijs is voor mij het meegeven van kennis en gereedschap voor een kritisch en zelfstandig burger.

Het is in de eerste plaats belangrijk te kijken wie de spreker is van een groots nieuw onderwijsidee. In het geval van Jan Bransen gaat het om een hoogleraar filosofie gedragswetenschap. Gedragswetenschap kijkt naar het gedrag van mensen. Het zou dan ook logisch zijn dat Bransen vooral op dit aspect naar het onderwijs zou kijken en een waardevolle toevoeging zou geven aan de onderwijsdiscussie. Ik verwacht dat wij op dit vlak qua visie veel overeenkomen, maar helaas heeft Bransen al aangegeven dat er geen gedragswetenschap aan te pas komt. Ik vermoed echter dat hij wel wil inbreken in gebieden waar hij minder expertise in heeft: onderwijskunde en cognitieve wetenschap (waarom werken de hersenen zoals ze werken en hoe kan je leren bevorderen).

Een belangrijk feit dat veel onderwijsvernieuwers vergeten is dat een toevoeging van het één, het verdwijnen van iets anders betekent. Men wil vooral toevoegen, maar geeft geen antwoord op wat er dan uit moet. Er is een beperkte tijd op school die je kunt besteden aan onderwijs. Natuurlijk zijn er varianten die het schoolsysteem loslaten (zoals het Agora) en meer vrijheid bieden, maar ook daar geldt een beperkte tijd voor wat je ze wilt leren. Mijn verwachting is dan ook de Bransen hier niet duidelijk in zal zijn.

Bransen gaat zelfs zo ver dat hij vindt dat ik mijn leerlingen mishandel.

Waar Bransen in zijn communicatie over zijn boek (en waarschijnlijk ook in zijn boek) de plank misslaat is het beschuldigende vingertje dat ik het als docent niet goed doe. Ik vervorm kinderen en geef ze geen ruimte om zichzelf te ontwikkelen, nee, Bransen gaat zelfs zover dat hij vindt dat ik mijn leerlingen mishandel. Natuurlijk niet zo letterlijk verwoord, hij zegt immers heel tactisch dat het systeem kinderen mishandelt, maar als actief lid van dat systeem ben ik daar ook verantwoordelijk voor. Hij heeft deze woorden nog niet teruggenomen.

Bransen is professor aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Op zijn linkedin account kan ik niet achterhalen of Bransen zelf les heeft gegeven op een basisschool of middelbare school, of dat zijn ervaring komt als ouder of leerling. Als het systeem op de schop moet waar je zelf niet in actief bent, verwacht ik ook op zijn minst een verdieping in de geschiedenis van het onderwijs, waarom dingen zijn zoals ze zijn (de grammatica) en welke vernieuwingen er op dit moment plaatsvinden. Bransen heeft echter aangegeven geen van deze te hebben geraadpleegd. Opvallend is het dan dat Bransen zelf aangeeft dat je alleen een goede discussie kunt voeren als je goed geïnformeerd bent.

In een artikel van de Radboud Universiteit stelt Bransen dat het onderwijs failliet is. Ik ben het zeker met hem eens dat het onderwijs onder water staat. Kijk naar het lerarentekort, het gebrek aan respect vanuit de maatschappij, kijk naar alle proefballonnetjes en alle plasjes die men over het onderwijs wil doen. Ik vermoed echter dat Bransen het meer wil leggen op de sociale ontwikkeling die volgens hem ontbreekt in het huidige onderwijs en de huidige samenleving: “Het boek gaat weliswaar over onderwijs, maar eigenlijk gaat het over mensen,” aldus Bransen.

Bransen vervolgt door te stellen dat de mens een zichzelf onderwijzend wezen is. Dat klopt, maar zoals Alain de Botton omschreef in Religion for Atheists:

Uiteindelijk is het doel van al het onderwijs om ons tijd en fouten te besparen. Het is een mechanisme waarbij de samenleving […] op betrouwbare wijze probeert, binnen een reeks van jaren, zijn leden te leren wat de helderste en meest vastberaden van hun voorouders eeuwen van pijnlijke en sporadische inspanningen kostte om te weten.

Religion for Atheists, Alain de Botton, p. 159

Kennis van de wereld is te groot en te veel geworden om alles zelf te ontdekken. Het is tevens ook inefficiënt om alles zelf uit te zoeken. Niet op economisch vlak (al kan dat wel een fijne bijkomstigheid zijn), maar vooral op persoonlijk ontwikkelingsvlak. Hoe sneller je weet wat er was, hoe sneller je kritisch naar die kennis kunt kijken. Picasso kon alleen maar worden wie hij was door te weten (en te kunnen) wat zijn voorgangers wisten en konden. Hier lijkt Bransen overeenkomsten te vertonen met Ken Robinson, die in zijn pleidooi voor meer creativiteit in het onderwijs vergeet dat je kinderen kansen ontneemt door ze van kennis weg te houden en het zelf maar (creatief) uit te laten zoeken.

Kennis is volgens Bransen kunnen, maar dan heb je maar de helft van je verhaal. Je kunt geen Frans praten of Engels schrijven als je geen feitelijke kennis van woordenschat hebt. Je kunt dingen omdat je ze weet en begrijpt. Kennis is geen barrière, maar de motor van zelfontwikkeling.

Kennis is geen barrière, maar de motor van zelfontwikkeling.

Bransen laakt ook de becijfering in het onderwijssysteem. Hij wil (naar ik vermoed) de piketpaaltjes weghalen. Hiermee maak je leerlingen gehandicapt in hun leerproces. Net als een sporter wil een leerling weten wat zijn doel is, waar hij staat ten opzichte van dat doel en en wat hij nog nodig heeft op dat doel te halen. Dit hoeft niet summatief te zijn, hierin zullen wij elkaar vinden. Wat Bransen waarschijnlijk niet weet is dat er in het onderwijs een evolutie gaande is voor meer formatieve toetsing, waardoor leerlingen veel meer vrijheid en inzicht krijgen in hun presteren.

Het hoofddoel van het primair onderwijs is volgens Bransen “het ontwikkelen van zelfvertrouwen door goed te leren rekenen en taal te leren beheersen”. Hier zie ik een lichtpuntje wat betreft kennisverwerving en ik zal op dit punt met veel interesse zijn boek lezen. Voor het voortgezet onderwijs (waarin ikzelf werkzaam ben) pleit Bransen voor twee dagen praktijk. Dat komt neer op ongeveer 12 lesuren minder per week. Ik ben benieuwd wat er wordt opgeofferd.

Als laatste sluit Bransen het artikel dat hij voorstander is van experimenteren. Dat vindt hij niet erg, want kinderen worden nu toch al mishandeld. Ik ben heel benieuwd waarom Bransen zo negatief is over onze samenleving, want zo’n verschrikkelijk slechte invloed heeft ons onderwijs niet op de Nederlandse samenleving. Wat Bransen daarnaast vergeet is dat hij (waarschijnlijk) traditioneel onderwijs heeft genoten en daar nu de vruchten van plukt. Met zijn experiment loopt hij het risico kansen te ontnemen van jongeren zonder dat deze daar inspraak in hebben. Als je zonder kennis van zaken kritisch wilt kijken naar het onderwijs en vanuit een onderbuikgevoel grote veranderingen wilt aanbrengen in het systeem, begrijp je niet welke verantwoordelijkheid docenten iedere dag dragen.

Dit is waar ik nu sta. Ik ga vandaag beginnen met lezen en zien of mijn voorspellingen uitkomen of dat Bransen mij positief weet te verrassen.

Als je zonder kennis van zaken kritisch wilt kijken naar het onderwijs en vanuit een onderbuikgevoel grote veranderingen wilt aanbrengen in het systeem, begrijp je niet welke verantwoordelijkheid docenten iedere dag dragen.

UPDATE: De recensie