vrijheid is geen vrijblijvendheid

Hotel Roermond

Wanneer ik Hotel Roermond binnenloop zie ik Sjef Drummen al aan een klein tafeltje zitten. Ik had mij voorgenomen om deze ‘kleine koffie’ niet te belasten met discussievragen. Ik moest nog een geleend boek teruggeven (Catharsia) en zag kans verzendkosten te besparen. Ik was niet gekomen om een duel aan te gaan. Daarnaast helpt het veel als je iemand met wie je wel eens de digitale degens kruist, ziet en spreekt. Ondanks dat wij het op een aantal fundamentele punten oneens zijn, kan je altijd van elkaar leren en als dat niet kan, proberen elkaar te begrijpen. Als je gelooft in de goedheid van de mens, dan wil iedereen uiteindelijk het beste voor de jongere generatie.

Ik had het boek nog niet uit mijn tas gehaald of Sjef legde een ander boek op tafel: Je mag geen eisen aan leerlingen stellen. Hij had mij al een exemplaar beloofd, maar ik had niet verwacht dat ik het zo snel zou krijgen, zeker niet omdat ik niet op de boekpresentatie aanwezig kon zijn. We hadden elkaar al eerder gesproken op LinkedIn en wat ik waardeer is dat hij altijd de tijd nam om mijn vragen te beantwoorden en ook om deze ‘kleine koffie’ te hebben.

In ons korte gesprek hebben we het toch over onderwijs gehad en ja, we kwamen in een lichte discussie over verschillende onderwijsaspecten. Echter, dan pas merk je hoe beperkt digitale communicatie is. Ik zag een trotse vader, een oud-docent met sterke onderwijsideeën, en een groot onderwijshart. We vonden elkaar ook op bepaalde punten. Het hielp dat ik Catharsia had gelezen, wat ook min of meer een biografie van Sjef is. Na een vogelvlucht over Nikè (Wings) en Athena (Stedelijk Gymnasium) gaven wij elkaar de hand en haastten ons allebei weer naar onze drukke levens. Het boek ging snel, maar kortstondig in mijn tas. Dat boek is nu uit.

 

een Agoriaans handboek

Je mag geen eisen aan leerlingen stellen: Maak een kunstwerk van je leven is eigenlijk twee boeken in één gebonden. Aan de ene kant heb je Je mag geen eisen aan leerlingen stellen: Maak een kunstwerk van je leven geschreven door Sjef Drummen. Als je het boek omdraait krijg je het andere boek: Maak een kunstwerk van je leven: Je mag geen eisen aan leerlingen stellen door Jan Fasen. Mijn reflectie is op het deel van Drummen. Het deel van Fasen zal in de nabije toekomst gelezen worden.

Het is een “handboek geworden voor Agoriaans denken, handelen, ervaren en voelen. Het geeft handvatten aan het zo noodzakelijke en moeilijke proces van onderwijsvernieuwing” (p. 3). In het boek zijn er naast Drummen en Fasen ook “dertien bijdragen van wetenschappers die je aan het denken zetten over onderwijs” (p. 3).

Daar waar Catharsia voor een deel een autobiografie is en ingaat op de totstandkoming van Agora, probeert het tweede boek zich meer te richten op de filosofie en gedachte van het Agora-onderwijs. Veel elementen uit Catharsia komen weer aan bod, zoals de vijf dimensies van duurzaamheid: sociaal, ecologisch, economisch, spiritueel en cultureel. “Dat betekent dat niet het ‘ik’ centraal staat, maar het ‘wij’” (p. 23).

Agora wil betekenisvol onderwijs bieden dat geïnitieerd wordt vanuit de leerling zelf (al kon ik nergens het woord ‘constructivisme’ vinden): “Leren vanuit intrinsieke motivatie is de meest zinvolle manier van leren” (p. 99). Het is aan de coaches om het leerproces van de leerling bij te sturen zonder haar autonomie te beklemmen; ‘verleiden’ noemde Sjef dat in Hotel Roermond.

 

Agora wil betekenisvol onderwijs bieden dat geïnitieerd wordt vanuit de leerling zelf.

 

intrinsieke motivatie

Als het om intrinsieke motivatie gaat, heeft Agora een heel sterk verhaal. Als je mijn Gameful Design diagram erbij pakt, een schema dat aangeeft welke elementen in spellen en daarmee ook onderwijs intrinsieke motivatie kunnen aanwakkeren, betrekt Agora er veel van:

https://drakenvlieg.nl/wp-content/uploads/2023/02/gameful-design.jpg

Sjef Drummen stelt dat de ‘autonomie’ van de leerling onaantastbaar is. Vanuit dit idee krijgt de leerling eigenaarschap over haar leerproces. Hierbij is de ‘subjectivatie (persoonsvorming) van Biesta zeer belangrijk. Coaches zijn niet (alleen) een vakdocent. Zij helpen de jongeren ook in het vormen van hun identiteit. De leerling kan alleen ontdekken in autonomie als zij veilig kan falen. Er zijn geen summatieve toetsen (behalve in het eindexamentraject) en de leerling wordt niet afgerekend op een slecht resultaat. Omdat de leerling vanuit autonomie werkt, zit zij, met begeleiding van een coach, op haar competentieniveau: “de leerling moet leren eisen aan zichzelf te stellen” (p. 103). En omdat de leerling uit autonomie heeft gekozen is het ook relevant (betekenisvol).

De voortgang wordt ook gemeten in een eigen volgsysteem (Quissum) waarin leerlingen foto’s en tekst plaatsen over wat ze allemaal doen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de 20 perspectieven (brillen) die professor Fred Jansen heeft bedacht. Deze brillen komen redelijk overeen met de verschillende schoolvakken en dat is handig voor het bepalen van het profiel voor de leerling in het eindexamentraject: computerbril, levensbril, plaatsbril, millieubril, gezondbril, ontwerpbril, tijdreisbril, ramen- en verschilbril, beweegbril, kunstbril, stoffenbril, geldbril, zingevingsbril, ik- en jijbril, helikopterbril, taalbril, regelbril, rekenbril, meetbril, goed- en kwaadbril.

Daarnaast zet Agora heel erg in op gemeenschapsgevoel. Je leert op een Agora relationeel autonoom dat wil zeggen “je leert niet voor jezelf maar voor de ander. Mensen willen wat bereiken voor de ander. En wat bereiken betekent dat anderen jou het predicaat ‘goed’ geven” (p. 22).

Agora kent een vaste weekstructuur met een centrale opening met je ‘leerfamilie’: een klein groep leerlingen onder begeleiding van een vaste coach. Daarna wordt er aan challenges gewerkt, projecten met een einddoel dat bedacht is door de leerling. Na de middagpauze is er een half uur stilte moment waarin vaak wordt gelezen (zonder muziek).

Het is dan ook niet zo gek dat als je je richt op intrinsieke motivatie en relatieve autonomie van de leerling, dat je het goed doet bij persoonsontwikkeling en gemeenschapsgevoel. Het reguliere onderwijs kan op deze gebieden veel leren van Agora. Onderwijs gaat niet alleen om kwalificatie, maar ook op socialisatie en subjectivatie en die laatste twee moeten in het reguliere onderwijs nog wel eens ruimte maken voor, bijvoorbeeld, toetsing.

 

welke kennis is belangrijk?

Toch blijft mijn fundamentele zorg over Agora onbeantwoord. Als onderwijssysteem dragen wij de verantwoordelijkheid om de opgedane kennis van vorige generaties over te dragen aan de nieuwe generatie. Wij vormen het geheugen van de menselijke geschiedenis en de huidige generatie kan alleen de toekomst vormen als zij kritisch naar het heden kan kijken. Dat gaat echter alleen als zij begrijpt hoe het heden uit het verleden is ontstaan. Deze belangrijke taak is niet gewaarborgd in het Agorasysteem en kan niet toevertrouwd worden aan BigTech. Een leerling ‘verleiden’ om kennis te nemen van deze belangrijke kennis (wat niet altijd leuk of aantrekkelijk is) is voor mij te summier.

 

Als onderwijssysteem dragen wij de verantwoordelijkheid om de opgedane kennis van vorige generaties over te dragen aan de nieuwe generatie.

 

Daarnaast zal een jongere die zelf mag bepalen wat hij of zij wil leren, blinde vlekken hebben. Eén van de weinige kritische noten in het boek komt van Monique Volman: “[ik zie] het risico dat dit type onderwijs kansenongelijkheid tussen leerlingen kan vergroten. Hoe kan je leerlingen in vrijheid laten kiezen en tegelijkertijd zorgen dat de kwaliteit van de leerervaringen die ze opzoeken en opdoen niet bepaald wordt door de bagage die ze van huis uit of vanuit het basisonderwijs hebben meegekregen.” (p. 57). Hier geeft Je mag geen eisen aan leerlingen stellen geen duidelijk antwoord op.

Vrijheid in autonomie is geen vrijblijvendheid. Drummen richt zich hierbij vooral op het sociale domein: “In een leergemeenschap is niets vrijblijvend” (p. 30). Echter, dit geldt ook voor kennisoverdracht. Immers, als je ervoor kiest om geen kennis op te doen die de gemeenschap belangrijk acht om te functioneren in de maatschappij, zet je jezelf buiten de groep. Dit gaat dan ook tegen de relationele autonomie in. Je hebt een verantwoordelijkheid naar de groep, de maatschappij. Alleen willen leren wat jij belangrijk vindt, is geen oog hebben voor de gemeenschap en haar toekomst.

Drummen spreekt over het ‘fragmentarisch’ karakter van het reguliere onderwijs. Hier heeft hij zeker een punt; meer integratie lijkt mij evident. Echter, de challenges die het Agora biedt, geven ook een fragmentarisch beeld van de wereld. De kennis die je opdoet is weliswaar betekenisvol voor je project, maar je mist een fundamentele opbouw van de vakgebieden die je gebruikt. Ik denk dat hier een betere balans in moet worden gevonden, want kennis op zichzelf is niet relevant. Het wordt betekenisvol als je het kunt koppelen aan iets wat je al kent (context) of aan iets wat je interesseert. Maar die kennis wordt binnen zijn eigen vakgebied pas relevant als je het vakgebied beter beheerst. Drummen stelt dat “Agora [uitgaat] van het geheel (wereld, universum) en via nieuwsgierigheid van de leerling naar een specialisatie [voert]” (p. 119), maar dat geheel blijft onbegrijpelijk als je geen fundament hebt opgebouwd.

Ook merk ik op dat het lijkt alsof alle ‘kennis’ voor Drummen evenveel waard is. Drummen benadrukt dat motivatie zorgt voor kennis. Wanneer een leerling intrinsiek gemotiveerd is, komt de kennis vanzelf (daarom dat je geen eisen mag stellen). Maar welke kennis komt er dan en welke kennis wordt er gemist? Het eindexamen met haar eindtermen zorgt er nog voor dat leerlingen in de laatste jaren worden klaargestoomd voor het vervolgonderwijs, maar hier wil Drummen vanaf. Wat je dan, naar mijn mening, krijgt, is een slager die zijn eigen vlees gaat keuren en dat vervolgopleidingen door middel van toelatingstoetsen moeten meten of iemand de opleiding wel aan kan.

Ook is er nog geen bewijs dat er causaal verband zit tussen motivatie en leren: “motivatie leidt niet per definitie tot beter leren en presteren” (Op de Schouders van Reuzen, 2018). Hier gaat Drummen dus te kort door de bocht: ‘Als je maar gemotiveerde leerlingen hebt, komt alles goed.’ Ook het hoofdstuk met de hoopvolle titel ‘Leert de leerling wel genoeg?’ spreekt alleen over de overmatige meetcultuur in het reguliere onderwijs, dat leren synoniem is aan ontwikkeling, en dat leerlingen een inspanning moeten verrichten om tot resultaten te komen. Of de leerling wel genoeg leert wordt niet besproken (en die vraag is voor Agora ook absurd, want je bent nooit uitgeleerd en niemand mag je opleggen om iets te leren). Of de leerling genoeg leert voor zijn vervolgopleiding of voldoende basisvaardigheden heeft, blijft dus onbeantwoord.

De bijdragen van de wetenschappers vielen mij wat tegen. In het gedeelte van Drummen zijn er bijdragen van Rob Martens, Robbert Dijkgraaf, Yuli Tamir (oud-Minister van Onderwijs van Israël), Monique Volman, Jelle Jolles, Jan Bransen, Henk Oosterling, en Joseph Kessels. Echter, het gros van de bijdragen gaan niet over Agora maar over de principes die Agora inspireren. Dit was een kleine teleurstelling. Ik had gehoopt op wetenschappers die kritisch naar Agora-concept in de praktijk zouden kijken. Volman komt daar nog het meest in de buurt. Wetenschap is namelijk ook kritische vragen stellen. Daarnaast zijn Martens en Bransen niet onbekend in het Agora cirkeltje. Ook zijn er bijdragen die eerder als ‘flavour’ aanvoelen dan een waardevolle bijdrage leveren, zoals het interview met Yuli Tamir en een citaat van Robbert Dijkgraaf. Ik hoop nog steeds op een onderzoek dat oud-Agoraleerlingen volgt in het vervolgonderwijs en deze vergelijkt met oud-leerlingen uit het reguliere onderwijs. In hoeverre kunnen deze studenten meedraaien in dat vervolgonderwijs? Zijn deze leerlingen meer autonoom en mentaal sterker dan reguliere studenten?

reflectie

En dat is ook het gemis in de rest van het boek: reflectie, adaptie, voortschrijdend inzicht, groei, ideeën voor de toekomst. Het is voornamelijk een herhaald relaas over hoe belangrijk de autonome leerling is en dat motivatie leidt tot kennis. Durft Agora kritisch naar zichzelf te kijken en een paar fundamentele elementen kritisch te benaderen? Volgens Drummen is die ruimte er wel: “Agora [kent] geen dogma, alleen een sterke visie […] Onze ‘why’ biedt geen kant-en-klare oplossingen” (p. 93), maar na tien jaar mag je meer reflectie verwachten. Alleen door kritisch naar jezelf te kijken, behoed je jezelf voor dogma’s.

 

Alleen door kritisch naar jezelf te kijken, behoed je jezelf voor dogma’s.

 

Agora is voor sommige leerlingen een redding. Jongeren die verdrinken in de scholengemeenschap, die te eigenzinnig en te nieuwsgierig zijn om in lesuren te vangen, die baat hebben bij een hechte gemeenschap. Ik kan op ons Stedelijk Gymnasium zo de leerlingen aanwijzen die in een Agora systeem meer kunnen groeien dan in het reguliere onderwijs. Aan de andere kant zie ik ook leerlingen die zullen onderpresteren, die zichzelf tekortdoen, die baat hebben bij goede scaffolding voordat ze zelfstandig kunnen uitvliegen.

kleine koffie

Het reguliere onderwijs kan veel leren van het Agora op het gebied van gemeenschap, identiteitsontwikkeling, autonomie, structuur en stilte momenten. Het Agora moet, naar mijn mening, kritischer kijken naar haar maatschappelijke taak in het waarborgen van de gemeenschappelijke kennis. Mijn ideale school ligt daar waar kennis en eigenaarschap elkaar in balans houden en elkaar versterken. En ja, daar zit ook een stukje plicht in. Onderwijs is ook kennismaken met het onbekende, met het ongewilde, met het vervelende. Het leven is mooi, maar kent ook haar duistere kanten en haar verantwoordelijkheden naar de groep.

Daarom dat we als onderwijsveld met elkaar in gesprek moeten blijven. Geen verwijten moeten maken, maar kritische vragen moeten blijven stellen die soms (vooralsnog) onbeantwoord blijven. Daarom dat ik ‘kleine koffies’ waardeer, omdat die laten zien dat we mensen zijn met een hart voor leren, voor ontwikkelen, en voor de nieuwe generatie.

Er is één advies van Sjef die zeker ik ter harte zal nemen. Een advies dat mij misschien (meer) gesprek brengt met anderen: ‘Je moet je avatar aanpassen, want in het echt ben je veel positiever.’ Daar ga ik niet over in discussie.

 

Cognitieve Wetenschap in de lespraktijk

Een tijdje geleden kwam de Education Endowment Foundation met een publicatie genaamd “Cognitive Science Approaches in the Classroom” waarin zij stelt dat er geen sluitend bewijs is voor een aantal belangrijke theorieën in het onderwijs: spaced learning, interleaving. retrieval practice en dual coding. Deze uitkomst is niet verrassend en was zelfs te verwachten. Wat EEF namelijk ook stelt: “Zoals met elke bewijsbasis, is het belangrijk om te onthouden dat gebrek aan bewijs of gebrek aan kwaliteitsbewijs niet hetzelfde is als bewijs van geen impact ” (Cognitive Science, p. 13). De publicatie stelt niet de theorieën ter discussie, maar geeft aan dat de docent een cruciale rol heeft in het toepassen van de theorieën in zijn of haar lessen.

De werking van ons geheugen.

“Onderzoek vertelt ons niet wat we moeten doen. Dat kan het niet. Het kan echter wel onze beslissingen informeren. Leraren hebben een zee aan wijsheid – uit hun ervaring met eerdere scenario’s die in de loop van de tijd zijn verzameld; van hun interacties met de specifieke studenten die ze nu lesgeven; van hun betrokkenheid bij het curriculum en de beoordelingsmethoden.”

(Tom Sherrington, What does it mean to be ‘evidence-informed’ in teaching?)

Net als dat het Trivium voor leerlingen geldt, geldt deze ook voor docenten. Docenten eigenen kennis toe (grammatica), maar moeten deze kennis wel kritisch (dialectica) analyseren en toepassen (retorica) voordat zij het beoogde effect kunnen behalen. Daarmee zijn de dialectica en de retorica het gebied van de professional: niet alleen weten wat werkt, maar ook wanneer en wanneer niet, oog hebben voor uitzonderlijke situaties, aanvoelen welke interventies nodig zijn die niet zijn ondervangen in de theorie. Deze professionalisering komt uit het continu kritisch reflecteren op het eigen handelen en het handelen van de leerlingen. Dit maakt dat docenten niet zonder meer te vervangen zijn door robots of electronische leeromgevingen die direct werken uit de theorie en leerlingen op maat kunnen bedienen. Deze toepassingen werken tot op zekere hoogte, maar missen (vooralsnog) het stukje mensenkennis dat een docent door middel van kritische ervaring heeft opgedaan.

Een docent is een professional dankzij het kritisch blijven kijken naar kennis en zijn of haar communicatie. Ook weet de professional welke, hoe en wanneer de juiste instructie te geven bij iedere leerling.

Doceren is daarmee een oneindige zoektocht naar de perfecte les. Het afstemmen van theorie met de praktijk is lastig in onderzoek te ondervangen. Wetenschappelijk onderzoek wil immers zoveel mogelijk variabelen uitsluiten om datgene wat onderzocht wordt te onderzoeken. De praktijk is daarmee weerbarstig. Variabelen waar docenten mee te maken hebben lopen ver uiteen, van leerlingtype, tot persoonlijke leefsituatie van een leerling tot specifieke leerstof. Wat de wetenschap niet beoogt is dat de theorie kritiekloos wordt toegepast in de praktijk. Het is je doel voor ogen houden en praktijk zoveel mogelijk vormen naar dat doel en kijken hoe de theorie dat onderbouwt. Voor mij is dat het Trivium waarbinnen een zee van ruimte is om flexibel om te gaan met verschillende situaties: “Om een theorie in de klas toe te passen, moet je begrijpen of iets gevonden in kunstmatige omstandigheden ook van toepassing is in specifieke, realistische omstandigheden.” (Cognitive Science, p. 11).

 

“Wil bewijs uit de cognitieve wetenschap de gewenste effecten van optimaal leren en het verbeteren van lesgeven hebben, dan moet het op de juiste manier worden geïnterpreteerd en gebruikt.”

Cambridge Assessment, How should cognitive science be used in developing teaching practice? 

 

Gespreid leren (spaced learning)
Leren en ophalen verspreiden over een langere periode in plaats dan ze te concentreren in “massale” beoefening. (Cognitive Science, p. 5)

Het probleem bij ‘gespreid leren’ is dat er teveel stof is om alles te herhalen. Je zult keuzes moeten moeten maken. Belangrijk zijn hierbij de concrete leerdoelen die worden omschreven in het curriculum. Op deze manier kan je beter bepalen wat noodzakelijk, belangrijk en bijzaak is. Sta af en toe stil een geconstateerd hiaat in de klas en las een extra instructie in over het hiaat. Identificeer hardnekkige problemen en hiaten bij individuele leerlingen kom hier regelmatig bij leerlingen op terug.

Lagen van leren (interleaving)
Schakelen tussen verschillende soorten problemen of verschillende ideeën binnen dezelfde les of studiesessie (Cognitive Science, p. 5)

‘Lagen van leren’ benadrukt het belang dat je materiaal op verschillende manieren aanbiedt. Niet alleen kan dit inzicht verruimen, maar het kan ook voorkomen dat leerlingen ’trucjes’ leren. Daarnaast is het voor de motivatie van leerlingen belangrijk genoeg afwisseling in je lessen toe te passen zodat zij de aandacht er beter bij kunnen houden.

Terughalen (retrieved practice)
Verschillende strategieën gebruiken om informatie uit het geheugen oproepen, bijvoorbeeld flash kaarten, oefentests of quizzen, of mindmapping (Cognitive Science, p. 5)

De afgelopen jaren heb ik veel gedaan aan ‘retrieved practice’ omdat dit ook aansluit bij ‘oefenen en herhalen‘ uit gameful design. Juist hier kan ICT een belangrijk hulpmiddel zijn. Leerlingen kunnen grammaticaoefeningen maken op de ELO en feedback krijgen. Elke keer als ze de oefening opnieuw opstarten, krijgen ze andere vragen. Een eigen curriculum met doorlopende leerling in belangrijk voor ‘retrieved practice’ omdat je de herhaling in je leerlijn bouwt. Ook is het belangrijk dat het ophalen van oude kennis op een veilige manier gebeurt.

Strategieën om cognitieve belasting te beheersen (strategies to manage cognitive load)
Leerlingen laten focussen op belangrijke informatie zonder overbelasting door bijvoorbeeld informatie op te breken of te ‘chunken’ of met behulp van uitgewerkte voorbeelden, of ‘steigers’ (scaffolding) (Cognitive Science, p. 5)

Wat deze theorie eigenlijk zegt is, maak de stof behapbaar door te focussen op een klein aantal onderwerpen en bouw deze uit. Dit doe ik bij het leren van het schrijven van essays in de bovenbouw. Ik wil mijn leerlingen een standaard structuur aanleren hoe een essay kan worden opgebouwd. Hiervoor gebruik ik structureel dezelfde kleuren in mijn lesmateriaal en bij het nakijken (bijv. kernzinnen staan in mijn lesmateriaal in het groen, en kijk ik bij oefeningen ook in het groen na).

Kleurschema’s bij het leren van de structuur van een essay.

 

Duale codering (dual coding)
Zowel verbale als non-verbale (zoals woorden en afbeeldingen) informatie gebruiken om concepten aan te leren; dubbele codering vormt een onderdeel van een bredere theorie die bekend staat als de cognitieve theorie van multimediaal leren (CTML) (Cognitive Science, p. 5)

Duale codering kan helpen bij het inzichtelijk maken van, bijvoorbeeld, abstracte grammaticaregels.  Denk hierbij aan een tijdlijn met de tijden, maar ook het weergeven van verschillende situaties.

Schema om de relatie van de tijden ten op zichte van elkaar weer te geven.
Het verschil tussen betrekkelijke bijzinnen.
Kleurcodering om de alliteratie in een fornyrðislag weer te geven.
Inzichtelijk maken van ‘inversions’ door middel van multimedia.

De publicatie van de EEF heeft de rol cognitieve wetenschap op de dagelijkse lespratijk niet verzwakt. Integendeel, de publicatie benadrukt de rol van de professionele docent in het toepassen van onderwijstheorie in de praktijk. De docent kan niet de theorie kopiëren/plakken in zijn of haar lespraktijk, maar zal kritisch moeten blijven kijken wat zijn of haar leerlingen nodig hebben. Daarmee is de rol van wetenschap weer benadrukt: wetenschap is niet gebeiteld in steen maar is constant in beweging en daar heeft zij het onderwijsveld bij nodig.

Vooruitkijken schooljaar 2019-2020

Lesgeven is niet ingewikkeld, maar moet wel goed doordacht worden en met vakmanschap gegeven.

 

Vier jaar geleden, toen ik langs de rand van overspannenheid schuurde, heb ik heb roer compleet omgegooid. In plaats van mij blind te laten leiden door een lesboek ben ik op zoek gegaan naar een manier van lesgeven waar ik achter sta. Ik ben meer gaan werken, ik ben harder gaan werken. Onderwijs is geen roeping, het is een missie. Een missie om mensen te vormen kritisch naar zichzelf en de wereld te kijken en te handelen. Het is een blijvende zoektocht die samen met mijn leerlingen onderzoek en vormgeef.

2016-2017 / 2017-2018
In schooljaar 2016-2017 begon ik met de eerste stappen in gamification. Leerlingen zouden meer gemotiveerd moeten worden door gebruik van levels, badges en punten. Ik experimenteerde met ClassCraft en stickers die verdiend konden worden. Echter, het voelde uiteindelijk niet naar waar ik naar op zoek was. PBL (points, badges en leaderboards) zijn niet datgene waarom een speler blijft spelen, of een leerling blijft leren. In de loop van schooljaar 2017-2018 ontwikkelde ik het gameful design diagram. In het gameful design diagram worden elementen genoemd die spelers motiveren spellen te blijven spelen. Je kunt dit diagram dan ook een motivatiediagram noemen aangezien het ook kan worden toegepast om leerlingen en studenten te laten blijven leren.

2018-2019
Toch miste ik een essentieel onderdeel in mijn lessen: waartoe leidt ons onderwijs? Daisy Christodoulou wees mij in 2017 met Seven Myths about Education er al op dat onderwijs onderhevig is aan veel belangen die niets te maken hebben met goed onderwijs. Het was echter Martin Robinson met Trivium 21c – Preparing young people for the future with lessons from the past die mij in de zomer van 2018 antwoord gaf op de vraag waarom: je moet eerst weten voordat je iets kunt bekritiseren, maar dat heeft alleen effect als je het goed kunt communiceren. Zijn trivium levert kritische, zelfstandige denkers. Dit is voor mij als MVT-docent op een categoraal gymnasium cruciaal voor mijn onderwijs.

In het schooljaar 2018-2019 ben ik kritisch gaan kijken of de vernieuwingen van gameful design aansloten bij deze missie en in hoeverre onderdelen een hoge werkdruk geven voor een laag rendement. Ook ben ik gaan kijken hoe ik verschillende onderdelen beter kan delen met collega’s zodat ook zij dit kunnen inzetten in hun eigen onderwijs.

2019-2020
Voor het komende schooljaar wil ik terug naar de basis: degelijke klassikale uitleg met veel oefeningen die uiteindelijk moeten leiden tot zelfstandige leerlingen. Het boekje Rosenshine’s Principles in Action (PDF onderaan deze post) gaat mij hier veel bij helpen. Rosenshine weet wetenschappelijk en empirisch onderzoek samen te brengen tot praktische tips in de dagelijkse lespraktijk. Sherrington zet Rosenshine’s ideeën over efficiënt onderwijs uiteen met praktische voorbeelden. Veel van deze ideeën passen docenten al toe, maar net als bij gameful design gaat het erom dat je ze bewust en kritisch inzet. Ook is er overlap met gameful design omdat beide theoriën hetzelfde doel nastreven: leerlingen motiveren om tot leren over te gaan door middel van het vergroten van zelfvertrouwen en het bieden van de veiligheid om fouten te mogen maken. De 17 principes van Rosenshine zijn:

  • Begin een les met een korte terugblik op de vorige les.
  • Geef nieuw materiaal (stof) in kleine stappen met oefening voor de leerlingen na elke stap.
  • Beperk het materiaal (stof) dat leerlingen in één keer krijgen.
  • Geef duidelijke en gedetailleerde instructie en uitleg
  • Stel veel vragen en controleer op begrip bij de leerlingen.
  • Voorzie een hoog niveau aan actieve oefening voor alle leerlingen.
  • Begeleid leerlingen wanneer ze met oefenen beginnen.
  • Denk hardop en modelleer stappen.
  • Voorzie modellen van uitgewerkte vraagstukken.
  • Vraag leerlingen om uit te leggen wat ze hebben geleerd.
  • Controleer de reacties van alle leerlingen.
  • Voorzie systematisch feedback en correcties.
  • Gebruik meer tijd om in uitleg te voorzien.
  • Voorzie veel voorbeelden.
  • Doceer materiaal opnieuw wanneer nodig.
  • Bereid leerlingen voor op onafhankelijk leren.
  • Monitor leerlingen wanneer ze beginnen aan onafhankelijk leren.

In schooljaar 2018-2019 staan de volgende projecten op het programma:

  1. Klas 1 gaat een pilot in met cijferloos lesgeven. De lessen zullen in het eerste half jaar door mijn stagiair worden verzorgd, dus ik heb veel ruimte en tijd om deze pilot achter de schermen en achterin de klas te volgen.
  2. Klas 3 heeft een nieuwe editie van onze methode (Stepping Stones). Dit geeft mij de mogelijkheid om jaar 3 om te vormen naar het systeem zoals ik dat voor klas 1 heb ontwikkeld.
  3. Klas 4 gaat het laatste jaar in van een methode die niet goed werkt. Hier wordt het vooral puzzelen hoe ik met de beperkte tijd de klassen optimaal kan begeleiden. Woordenschat gaat zoals ik die in klas 5/6 geef (iedere les formatieve getoetst), grammatica zal veel leunen om het onderbouw systeem (veel digitale oefening). Ook wil ik een aantal literatuuronderdelen van klas 5 naar klas 4 verschuiven.
  4. Klas 5 stapt ook over naar een nieuwe editie van een methode (Spotlight on Advanced). Gelukkig is deze editie bijna identiek aan de oude zodat ik veel materiaal kan hergebruiken voor de komende vijf jaar.
  5. Klas 6 krijgt een aantal wijzigen in schrijfvaardigheid en wil ik meer klassikale discussie in het Engels over de problemen in de wereld op dit moment (gebaseerd op Gert Biesta’s De terugkeer van het lesgeven).
  6. In samenwerking met Loes Groen, die onderzoek doet naar het ontwikkelen van academische leesvaardigheidstraining, ga ik leesvaardigeheidsmateriaal uitwerken en testen in lagen 3, 4, 5 en 6.
  7. Onlangs is besloten om bij ons op school over te stappen van itslearning naar Moodle (via OpenEdu). De afgelopen twee jaar heb ik al materiaal ontwikkeld in deze nieuwe elo, maar ik zal nu ook de implementatie begeleiden bij ons op school.
  8. In schooljaar 2020-2021 gaat onze school overstappen van 4 modules naar 3. Als sectievoorzitter zal ik het overzicht bewaken en bijspringen in de ontwikkeling van deze moduleomslag voor de sectie Engels.
  9. Ik wil Rookreading.com verder uitbreiden met theorie en boeken.
  10. We willen bij Engels thematischer gaan werken met de romans die leerlingen moeten lezen. Ik ga met een aantal collega’s het thema dystopia uitwerken.

En dit allemaal zal plaatsvinden tijdens een grote verbouwing het gehele komende jaar bij ons op school waarbij we een uitbreiding krijgen van het aantal lokalen. Er is een noodlokatie, dus dat wordt veel pendelen.

Al met al een druk jaar, maar met een doel: door middel van de motivatiestrategieën van gameful design kritische leerlingen opleiden, doordrenkt met kennis via lessen gebaseerd op wetenschappelijk en empirisch onderzoek.

[pdf-embedder url=”https://drakenvlieg.nl/wp-content/uploads/2019/08/Rosenshine.pdf”]

Vooruitkijken 2018-2019

Het schooljaar 2017-2018 zit er bijna op, dus tijd voor een reflectie en wat vooruitzichten. Het was een vol, druk en bevlogen jaar. Niet alleen is er veel werk verzet in het maken van nieuw lesmateriaal dat beter aansluit bij de hedendaagse onderwijsbehoeften van mijn leerlingen, ook hebben mijn persoonlijke inzichten in het onderwijs een grote groei doorgemaakt. Opvallend is dat, zeker in de laatste maanden, steeds focus kwam te liggen op kennisverwerving. Mede dankzij boeken zoals The Seven Myths about Education en Make it Stick ben ik kritischer gaan reflecteren op mijn eigen onderwijs. Tegelijkertijd mocht ik het afgelopen jaar een nieuwe Elektronische Leeromgeving proberen (Moodle via OpenEdu) en is deze pilot in het eerste jaar succesvol afgerond (lees hieronder over het vervolg).

Gameful design
Komend jaar mag ik ook een groep docenten bij ons op school begeleiden die, aan de hand van het gameful design diagram, knelpunten gaan aanpakken in hun lessen. Dit mogen zowel grote als kleine problemen zijn. Ook wil ik het lezen van onderwijsliteratuur promoten. De intiële workshop twee weken geleden was in ieder geval al een groot succes

Structureren en stabiliseren
Volgend jaar heb ik dezelfde vier leerlagen als dit jaar alleen neem ik een dag ouderschapsverlof op. De focus zal volgend jaar liggen op structureren en stabiliseren.  Ik heb niet de intentie grote nieuwe stappen te zetten, maar vooral te reflecteren en te tweaken op dat wat er is.

Consumeren en produceren
Het afgelopen jaar heb ik van verschillende mensen gehoord dat ik moet waken dat mijn onderwijsideeën en materiaal ook inzetbaar voor anderen zouden moeten zijn. Je wilt je nalatenschap veiligstellen. Ik ben het hier niet mee eens. Zodra ik rekening moet gaan houden met iedereen die mogelijk mijn ideeën wil implementeren ben ik niet meer voor mezelf aan het werk en stel ik grenzen die mij beklemmen. Ik ben van de scherpe randjes die niet voor iedereen geschikt zullen zijn. Ik wil grenzen opzoeken; anderen mogen gaan vijlen. Ik hoop vooral mensen te inspireren om kritisch en creatief naar hun eigen onderwijsproces te kijken. Ik wil niet dat mensen consumeren, maar produceren.

Hieronder volgen de punten die ik voor ogen heb voor het komend schooljaar. De punten zijn een eerste opzet. Het is bedoeling deze punten later in een eigen post of op een eigen pagina uiteen te zetten.

Klas 1: project 1 – leren leren

Bij klas 1 komen de grootste aanpassingen. Deze aanpassingen staan vooral in het teken van werkdrukvermindering en verwerking van de enquête die ik bij mijn drie klassen 1 heb afgenomen.

Kaartjes eruit, HUD erin
Alle papieren kaartjes gaan eruit. Ik gebruikte deze kaartjes om de ClassCraft vaardigheden inzichtelijker te maken en primary missions duidelijk te communiceren. Los van het feit dat kaartjes snijden veel tijd kost, voegt het niet veel toe. Leerlingen raken mapjes kwijt of kijken er soms naar, maar de afstand tussen de kaartjes en het leerproces is te groot.

In plaats van de losse kaartjes komt er meer informatie in het leeroverzicht (de HUD) dat zij iedere week in hun mailbox krijgen. Hierop staat de primary mission vermeld, evenals de MP-punten en andere zaken die van belang zijn. Ook zullen de kaartjes nog voor een deel zichtbaar zijn in het informatieboekje dat leerlingen krijgen aan het begin van iedere module.

ClassCraft eruit, eigen systeem erin
Ik ga volgend jaar geen ClassCraft meer gebruiken. Ten eerste omdat met twee uur Engels in de week het systeem (te) omslachtig is. Als docent zijn er redelijk wat zaken bij te houden en de app die je als docent gebruikt geeft niet de mogelijkheid snel informatie te verwerken. Daarnaast hebben mijn leerlingen geen tablet of laptop en zijn daarmee de mogelijkheden voor het gebruik van ClassCraft beperkt. Het ClassCraft systeem doorkruist ook mijn eigen puntensysteem en dit werkt voor leerlingen soms verwarrend. Mijn MP-systeem is al behoorlijk anders dan het reguliere onderwijs en een ander puntensysteem waarmee je kunt levellen maakt het er niet duidelijker op.

In plaats van het ClassCraft systeem heb ik een eigen, kleiner, systeem ontwikkeld om goed gedrag te belonen. De leerlingen vervullen in hun guild (groepje) geen rol meer van krijger, magiër of genezer, maar krijgen allemaal dezelfde set met vaardigheden die ze in de les kunnen gebruiken. Deze vaardigheden kunnen ze ‘betalen’ met EP (EnergyPoints). EP krijg je door het maken van extra oefeningen of uitvoeren van uitzonderlijke prestaties. De EP houd ik bij via een app genaamd Teacher Aide. In deze app kan je punten toekennen aan opdrachten. In mijn geval zijn dat de behaalde EP punten. Deze lijst kan ik exporteren en koppelen aan de HUD van de leerlingen. Zo hoef ik niet handmatig alle EP punten bij de leerlingen bij te houden.

Naast EP, zijn er ook nog HP en CC. HP werkt hetzelfde als met ClassCraft: als je op 0 komt, krijg je een willekeurige straf. Corruption Counters (CC) treden in werking als je vaker straf krijgt. Hoe meer Corruption je hebt, hoe hoger de kans dat je straf zwaarder wordt. Beide punten worden ook bijgehouden in Teacher Aide.

Meer focus op het oefenen met zinsvertalingen
Het vertalen van Engelse zinnen vormt een groot onderdeel van de toetsing in klas 1. Leerlingen gaven aan graag hier mee te kunnen oefenen, net zoals de grammatica (crafting). Wij gebruiken Stepping Stones. Ik heb de stones verwerkt in Moodle opdrachten en deze werken ook via een vragenpool. Daarnaast komen er meer (optionele) zinnen om te vertalen bij de crafting (idee van een leerling). Ook zal de overhoring van de zinnen uitgebreider zijn.

Eigen woordenschat overhoring
Er komt een uitgebreidere woordjesoverhoring die beter aansluit op de toetsing op het proefwerk. Wanneer leerlingen alle woordjes moeten leren van een hoofdstuk krijgen ze eenzelfde soort oefening als die op het proefwerk (vertaal een woordje en zet deze in een zin) en er komt een thematische woordenoefening. Deze overhoring geeft 400 in plaats van 200 punten. Dit is om cyclisch leren te promoten.

Meer stilstaan bij leesvaardigheid
Niet een onderdeel van mijn systeem, maar ik wil langer stilstaan bij het bespreken van teksten. Ook wil ik dat leerlingen minimaal één boek lezen.

Klas 3: woordenschat en zinnen vertalen
Het afgelopen jaar hebben mijn derde klassen een digitaal spel gemaakt. Met twee uur Engels snoept dit te veel onderwijstijd af van het leren van Engels. Dit project gaat eruit en ik ga mij meer focussen op kennisverwerving. Leerlingen krijgen, net als in klas 1, punten voor woordjes die zij iedere les moeten leren. De stof is cyclisch ( eerst lijsten 1A en 1C, de volgende les 1.C, 1.D, 1C&C, de les daarna 1.D, 1.C&C, 1E, etc.). Alle punten voor de woordjesoverhoringen vormen een S.O. cijfer. Ik wil ook meer uitleggen over de etymologische achtergrond van woorden en hoe je met kennis van Frans, Latijn en Grieks de betekenis van veel Engelse woorden kunt raden.

Leerlingen in klas 3 gaven aan dat zij meer zinnen wilden vertalen (eigenlijk net als in klas 1). Ik maakte voor een aantal lessen telkens drie zinnen die zij moesten vertalen. Dit wil ik vanaf nu vanaf het begin al doen, minimaal drie zinnen per week.

Daarnaast wil ik meer werken met de Guardian artikelen van One Stop English omdat deze goed aansluiten op hoe wij Engels in de bovenbouw geven.

Klas 5: van itslearning naar Moodle
Klas 5 zal vooral vanaf het begin van het jaar die dingen krijgen die ik gedurende het afgelopen jaar voor klas 5 heb ontwikkeld. Zij krijgen iedere twee weken een HUD in de mail over hun diagnostische voortgang. Ook zullen zij het keuzepakket voorgeschoteld krijgen zoals klas 5 dat dit jaar in de laatste module kreeg.

De grootste verandering gaat zijn dat zij dit allemaal via Moodle gaan doen in plaats van via itslearning. Dit gaat mij enorm veel tijd besparen in administratie en opgaveonderhoud.

Voor klas 5 ga ik een reader ontwikkelen over verhalen en Freytag’s Pyramid en de ontwikkeling van de roman.

Leerlingen in klas 5 gaan, net als de 5e klassers in module 4 van dit jaar, iedere les CITO woordjes moeten leren die diagnostisch worden overhoord.

Komend jaar mogen we gebruik gaan maken van Revisely, een online applicatie om schrijfopdrachten na te kijken.

Klas 6: doorgaan met de lijn die is uitgezet
Leerlingen in klas 6 blijven op itslearning werken. Er zullen kleine toegingen komen wat betreft de woordenschat. Ik wil ook meer uit gaan leggen over het opbouwen van een argument in een betoog. De nieuwe CITO woordenlijsten zullen ook veel tijd in beslag gaan nemen.

Moodle!
Mijn pilot met Moodle mag ik dit jaar uitbreiden. Een groep van tien docenten gaat met deze elo komend jaar aan de slag. Als projectleider zal ik vooral sturen en en adviseren. Ik ben al enthousiast, maar nu is het zaak dat anderen er ook blij van worden. Er is een grote kans dat er meer informatie over Moodle op drakenvlieg.nl komt.

 

Jaaroverzicht 2017-2018

Het aankomende schooljaar zit weer vol ontdekkingen. Hier volgt een lijst waar je in ieder geval het komend schooljaar iets op deze site zult vinden.

Ik heb een full time baan van 23 uur op een categoraal gymnasium: 3 eerste klassen, 3 derde klassen, 2 vijfde klassen en 2 zesde klassen. Daarnaast ben ik mentor van een klas 5/6 en sinds dit jaar sectievoorzitter. Ik ben sinds dit jaar geen ICT&Onderwijs coördinator meer, om zo meer tijd te creëren voor al mijn ideeën. Als laatste volg ik een ontwikkeltraject van het Lerarenontwikkelfonds (LOF) waar deze website onderdeel van is.

Klas 1

  • Een punten systeem in plaats van S.O.’s. Vorig was ik hier al mee begonnen, maar dat systeem was niet heel praktisch.
  • Gebruik van Classcraft. Op welke manier kan je het beste ClassCraft inzetten in een 2 uurs vak? Waar ondersteunt het het leerproces en waar loopt het in de weg?
  • Ontdekken van de elo Moodle (via OpenEdu). De huidige elo bij ons op school is niet goed in te zetten voor gamification. Daarnaast ben ik benieuwd waar Moodle sterker in is en waar zwakker.

Klas 3

  • Leerlingen een interactive text based video game te maken in Quest. Ik wil mijn leerlingen een project aanbieden waar zij een eindproduct maken dat buiten het klaslokaal gebruikt kan worden. In dat project is samenwerken belangrijk. Leerlingen krijgen een cijfer op basis van punten die zij hebben gehaald voor verschillende elementen. Dit project is gebaseerd op een vergelijkbaar project van game-ondd.nl.
  • Eén pilot klas zal laptops hebben. Voor deze klas zal ik aan de slag gaan met Office365. Dit jaar zal één klas de beschikking hebben over eigen laptops. In dit project is er gekozen voor Office365 als centraal onderwijssysteem. Ik ben nog niet bekend met toepassingen zoals OneNote en Teams in het onderwijs, dus ik ben benieuwd wat er mogelijk is.

Klas 5

  • Verdere voortzetting van het ‘lane’ systeem waar leerlingen voor een deel zelf bepalen wat ze gaan leren. Het ‘lane’ systeem loopt in grote lijnen goed. Ik wil kijken hoe ik een portfolio aan het systeem kan voegen en het keuze programma beter kan reguleren.
  • Uitwerken van papieren notificatie kaartjes voor grammatica. Ik heb een idee om leerlingen prompts op kaartjes te geven als directe feedback. Leerlingen bewaren deze kaartjes in een aparte folio in hun snelhechter.
  • Indien tijd, een keuze programma maken omtrent Romantische en Victoriaanse dichters. Ik wil literatuur persoonlijker maken door leerlingen zelf een dichter te laten kiezen die ze beter willen leren kennen.

Klas 6

  • Verdere voortzetting van het ‘lane systeem’ waar leerlingen voor een deel zelf bepalen wat ze gaan leren.
  • Indien tijd, een nieuwe schrijfmodule waar leerlingen worden voorbereid op academisch schrijven.

LOF

Via het Lerarenontwikkelingfonds (LOF) wil ik theorie en praktijk samenbrengen. Het LOF biedt mij de ruimte om deze website verder te ontwikkelingen en de verdieping in te gaan. In oktober geef ik ook een presentatie tijdens het Lerarencongres.

 

Al met al weer een druk jaar, al heb ik mee voorgenomen mijn werkuren (niet de fte’s ) te verlagen om dit te kunnen blijven doen. Volg mijn vorderingen via Twitter, Facebook, of gewoon deze site!

Gameful design, gamification, game-based learning en speldidactiek

Er zijn in het onderwijs drie verschillende concepten van games in het onderwijs. Vaak worden deze concepten door elkaar gebruikt onder de term ‘gamification’ wat niet de duidelijkheid bevordert omdat deze drie concepten met een andere insteek spellen gebruiken om het onderwijsproces te bevorderen. Ik denk dat het belangrijk is dat wanneer we spellen of spelelementen gebruiken in het onderwijs, wij duidelijk moeten hebben waar we gebruik van maken. Daarom mijn visie op deze drie termen en hun gebruik op dit moment.

Gameful design gaat vooral in hoe je lesgeeft, gamification gaat vooral in op hoe je meet (zowel voor de leerling als de docent), en game-based learning gaat vooral in op producten die je gebruikt. 

Ik wil ervoor pleiten om deze drie termen onder het concept speldidactiek te plaatsen, een term gebaseerd op het woord gamedidactiek die ik tegen kwam via Martijn Koops boek Gamedidactiek: Het hoe er waarom van spellen in de les. Dit boek moet (en ga) ik nog lezen, maar de term lijkt mij op deze manier het best toepasbaar.

Gameful Design

Gameful design kijkt naar hoe spellen werken en waarom ze succesvol zijn. Spellen werpen onnodige obstakels op om een taak te volbrengen. Zo mag je als speler bij voetbal de bal niet met je handen pakken, of mag je de bal niet overspelen naar de speler die achter de laatste verdediger staat. Spellen zijn rationeel gezien onlogisch om te doen, maar weten mensen wel te bewegen om uitzonderlijke resultaten neer te zetten.

Gameful design wil die elementen uit spellen, die spelers ertoe zetten moeilijke uitdagingen aan te gaan, toepassen in het onderwijsproces. Een aantal elementen uit spellen zijn: duidelijke doelen, inzetten van identiteit, bevorderen van autonomie, bevorderen van samenwerken, mogelijkheid tot falen zonder groot risico, ontdekken aanmoedigen, directe betekenis toekennen aan het proces, etc.

Gameful design wordt dan ook vaak al toegepast in het onderwijs. Het is dus vaak niet iets compleet nieuws. Wat gameful design wel doet is een paraplu creëren waaruit een docent bewuster kan kiezen wat hij of zij wil inzetten in het onderwijs en waarom. Je kunt dus je lessen organiseren op basis van gameful design zonder een spel te gebruiken of gamification (zie hieronder) toe te passen.

Gamification

Gamification is een vaak gebruikte, overkoepelende, term als het over games en onderwijs gaat. Deze term is echter te vaag geworden omdat de originele betekenis van gamification niet strookt met de ideeën van gameful design.

In een nauwere (originele) betekenis is gamification vooral het onderwijsproces ondersteunen met behulp van game-elementen. Een veel gebruikt element zijn de ‘points’, ‘badges’ en ‘leaderboards’ (PBL’s). Je kunt bijvoorbeeld punten en stickers halen voor activiteiten die je hebt gedaan en deze scores vergelijken met anderen.

Critici van dit systeem, waaronder Jane McGonnigal, spreken bij gamification over de ‘sugared pill’, ‘chocolate covered broccili’ (James Paul Gee), of de ‘spinach sundae’ (Barry Fishman). Gamification is heel plat. Het gaat ervan uit dat als je PBL’s inzet, iets vanzelf interessanter wordt.

Ik denk dat gamification een belangrijk onderdeel kan zijn van gameful design, maar op zichzelf staand gedoemd is te mislukken. Gamification is vooral extrinsiek gemotiveerd en geeft beperkt betekenis aan de taak die je doet. Gamification wordt snel saai.

Gamification kijkt naar de elementen van spellen en past deze toe, gameful design kijkt naar het ontwerp achter de elementen en past dit ontwerp toe in de les.

Game-based Learning

Van de drie termen ben ik het mist tevreden met deze term. Mocht er iemand een andere term hebben dan houd ik mij aanbevolen.

Game-based learning is het gebruik van daadwerkelijke spellen in het onderwijsproces. Binnen game-based learning heb je ook weer verschillende soorten spellen. Deze spellen kunnen in een traditionele onderwijsomgeving worden gegeven, maar natuurlijk ook onderdeel zijn van gameful design of gamification. Game-based learning maakt gebruik van daadwerkelijke spellen in de les.

Speldidactiek

Speldidactiek is het overkoepelende idee om spellen als inspiratie te gebruiken voor het onderwijsproces. Dit kan een een mix zijn van gameful design, gamification en game-based learning, of slechts één element.