Autonomie, ontdekken en experimenteren vragen om veel, heel veel mogelijkheden om te oefenen. Videospellen bieden veel van deze mogelijkheden in verschillende vormen. Al deze opties zorgen voor autonomie. De speler bepaalt zelf of en hoe hij extra wil oefenen.
Oefenen, oefenen, oefenen
Wil je echt iets onder de knie krijgen, dat zal je moeten oefenen, oefenen, oefenen. In een leeromgeving, digitaal of analoog, moet er extra oefenmateriaal beschikbaar zijn. Het is belangrijk dat het niet verplicht is dit te maken.
Veel extra oefening is niet voor iedereen nodig. Veel oefenen en herhalen moet altijd een autonome keuze zijn van de leerling. Zodra oefeningen verplicht worden voor alle leerlingen kan er sprake zijn van desinteresse in de stof en haken leerlingen af. Je bent dan veel meer bezig met het controleren van leerlingen en ze aanzetten tot het maken van huiswerk. Dit zal weinig intrinsieke motivatie in een leerling opwekken.
In het spel Magic Duels speel je een digitaal kaartspel. In dit spel zitten veel verschillende mogelijkheden van wat je met de kaarten kunt doen. Wanneer je een optie voor de eerste keer tegenkomt, krijg je de mogelijkheid om tijdelijk uit het spel te gaan om de optie te oefenen. Magic Duels creëert een nieuwe situatie waarbij je moet puzzelen om het alternatieve spel te winnen met die vaardigheid (net als bij de schaakoefeningen “mat in twee zetten”). Je hoeft deze puzzel niet te maken, je kunt ook de regel lezen en doorspelen met je huidige potje. Na de puzzel ga je terug naar je originele spel. Je kunt op ieder moment weer terug naar de puzzel om de regel (nog) een keer te oefenen.


Digitale ondersteuning
Traditionele lesboeken zijn wat dat betreft onhandig. Je hebt nooit de ruimte voor een grote hoeveelheid oefenstof (laat staan adaptieve toetsing). Leerlingen lezen, naar mijn mening, beter uit een tekstboek dan van een .pdf, maar een boek kan nooit de flexibiliteit en hoeveelheid oefeningen geven die een digitale omgeving kan bieden. Dit betekent wel dat er grote zorg besteed moet worden aan de feedback op de oefeningen. Feedback haalt, op de lange termijn, werk uit handen van de docent en zorgt voor betere verdiepende vragen in de les. Ook in de les moet er voldoende aanbod zijn om te oefenen. Als leerlingen geen toegang hebben tot extra digitaal oefenmateriaal, moet er gekeken worden of er een systeem kan worden gemaakt in beschikbare oefeningen op papier.
Bij regelmatig laten oefenen is het belangrijk te onthouden dat voorkomen moet worden dat leerlingen de antwoorden gaan leren in plaats van de gedachte achter de oefening. Een vragenpoel waaruit elke keer willekeurig worden getrokken in combinatie met uitgebreide feedback biedt uitkomst.
Herhalen hoeft niet altijd zelfstandig gebeuren. Als docent moet je er zorg voor dragen dat moeilijke onderdelen vaker aan bod komen. Soms vergt dit wat moed om op een zijpad van een methode te stappen. Door te herhalen, en indien mogelijk een bruggetje naar nieuwe stof te maken, laat je aan leerlingen zien dat stof niet geïsoleerd in een hoofdstuk staat, maar bijna altijd in relatie staat tot andere stof. Beheersing van die stof helpt bij het begrijpen van nieuwe stof.
Conclusie
Er moeten genoeg mogelijkheden worden gecreëerd om leerlingen de optie te geven extra te kunnen oefenen. Deze oefeningen moeten niet verplicht worden gesteld, maar als een ondersteunende factor in het leerproces worden gezien. De leerling moet uiteindelijk zelf bepalen wat nuttig is.