<– Naar deel 1: Van repetitiehok naar sociaal experiment
Deel 2: Voorgezet onderwijs
Alhoewel Bransen het primair onderwijs, secundair onderwijs en post-initiële onderwijs bespreekt in zijn onderwijsideeën, richt ik mij alleen op het secundair onderwijs. Dit is voor mij het meest relevant.
Vijf flinke veranderingen
Bransen heeft voor het middelbaar onderwijs het volgende voor ogen:
- De overgang van de eerste naar de tweede onderwijsvorm wordt per jongere in goed overleg bepaald door de jongere, de ouders en de mentor samen. Daar komt geen landelijke eindtoets bij kijken.
- Jongeren zullen drie dagen per week naar school gaan en twee dagen per week buitenschools leerwerken.
- Op school vormen jongeren een zo heterogeen mogelijke mentorgroep waarin iedereen ongelijk behandeld zal worden.
- Mentoren zullen continu voor constructieve feedback zorgen, maar er wordt niet afgerekend en niet naar bindende eindtermen toegewerkt. Jongeren zullen een portfolio bijhouden.
- Omdat er geen centrale examens, geen landelijk gedefinieerde kwalificatieniveaus en geen diploma’s meer zullen zijn, krijgen mentoren alle ruimte om maatwerk te bieden en jongeren alle ruimte om hun talenten te verkennen.
(GoV, p. 160)
Om te beginnen het punt waar ik wel iets in zie, punt drie. In principe ben ik wel voorstander van heterogene groepen, al zitten hier nog wel wat organisatorische haken en ogen aan. Ook ben ik benieuwd in hoeverre de voorlopers worden opgehouden door de achterlopers. Het Agora werkt al met gemengde groepen. Ik ben onlangs uitgenodigd om te komen kijken en zal hier zeker naar gaan vragen.
Het probleem van het eerste punt is nu al heel zichtbaar. Het klinkt mooi om de driehoek (kind, ouder en docent) samen tot de juiste vervolgopleiding te laten komen, maar de praktijk is weerbarstig. Ouders leggen veel druk op PO docenten op tot een hoger advies te komen. Dit is een maatschappelijk probleem dat het onderwijs niet kan oplossen. Het is ook niet verstandig het ‘oude’ systeem te verwijderen, zonder een antwoord te hebben op dit probleem.
Door naar punt twee. Even los van de vraag waar wij 450.000 jongeren aan een leer/werktraject gaan zetten, waar Bransen overigens in zijn boek “niet op kan ingaan” (GoV, p. 176), is het twee dagen buitenschools leerwerken opvallend. Bransen is van mening dat jongeren de stof wel in drie dagen tot zich kunnen nemen in plaats van vijf: “In allerlei scenario’s laten jongeren zien dat de stof die ze volgens de wet moeten beheersen voor het halen van hun eindexamen in betrekkelijk korte tijd te leren is” (GoV, p. 175). Het lijkt mij dan wel dat het die drie dagen bikkelen wordt. Geen tijd voor verdieping en verbreding en adempauzes. Een bron ontbreekt en een uitgewerkt scenario eveneens. Of wil Bransen veel schrappen in de kennis die nu op scholen gedoceerd wordt? En wie zegt de wet ‘gelijk’ heeft? Mijn leerlingen leren meer dan dat de wet voorschrijft.
Daarnaast leren jongeren iets anders in het leerwerken dan dat zij op school zouden leren. Ik heb mijn werk bij de AH altijd heel waardevol gevonden. Ik moest op mijn zestiende al de bestellingen van de groenteafdeling maken (en dan niet met ingevulde prognoses, maar zelf bepalen wat er nodig was). Ik heb leren werken in teams, leren omgaan met moeilijke klanten, leren prioriteiten te stellen en doordouwen tijdens piekmomenten. Kortom, behoorlijk wat verantwoordelijkheid. Daar waren twee avonden en een zaterdag genoeg voor. Daarnaast ging ik naar school voor Bernlef, Wordsworth en balansen opstellen.
Bij punt vijf vraag vraag mij af hoe iemand arts kan worden zonder met landelijke kwalificaties te werken. Als we terugredeneren, waarom dan zouden we geen kwalificaties hebben bij coschappen, of de studie, of je onderwijsrichting op het VO. Bindende eindtermen geven aan wat je minimaal nodig hebt om door te groeien om te voorkomen dat je later strandt. Deze eindtermen zijn verre van perfect, maar het omgekeerde, geen eindtermen, voert jongeren op een dwaalspoor. Zonder duidelijke doelen kan je ook geen heldere feedback geven. Ook hier ontbreekt het aan praktische voorbeelden om een verduidelijking hoe Bransen feedback ziet.
study vs. learn: schoollessen vs. levenslessen
Het lijkt erop dat Bransen twee zaken door elkaar haalt waar de Engelsen twee duidelijke werkwoorden voor hebben: learn vs. study. You learn life lessons, you study your books. Bransen wil dat jongeren meer ontdekken over zichzelf, levenslessen leren. Maar zoals Bransen zelf al aangeeft “een levensles is een leeropbrengst, maar geen leerdoel” (GoV, p. 116) Levenslessen zijn echter niet te onderwijzen. Je kunt zelfs geen onderwijsomgeving creëren waarin ze worden afgedwongen. Levenslessen zijn heel persoonlijk en overkomen je, nu of later.
Bransen lijkt meer aan te sturen op een vorm van opvoeding in plaats van onderwijzing: het vormen van een persoon. Er is zeker een rol weggelegd voor het onderwijs om hier een rol in te spelen, maar niet ten koste van de primaire rol: kwalificatie, het meegeven van gereedschap zodat de leerling tijdens en na zijn of haar schooltijd aan de eigen weg kan bouwen. Het is aan de ouders om hun kroost ook na de basisschool levenswijsheid mee te geven. Dit gebeurt niet altijd en scholen springen vaak in om te compenseren, maar het is niet het primaire doel van onderwijs.
Ondanks dat Bransen een pleidooi houdt voor ander onderwijs, wil hij zich niet committeren aan een bestaand idee. Bransens ideeën sluiten nauw aan op die van het Agora, maar hij benoemt deze niet in zijn boek. Wel is hij onderdeel van TaskForce Ontwikkelingsgericht Onderwijs samen met Sjef Drummen, de grondlegger van Agora. Primaire doel van deze TaskForce is, volgens Bransen, “het uitbannen van het lesstofjaarklassensysteem”. Dit betekent dat scholen meer vrijheid krijgen Echter Bransen wil zich niet committeren aan het systeem:
Daarmee is hij vrij om zich door verschillende ideeën en bewegingen te manoeuvreren. Voor mij als docent wordt het dan wel lastig de ideeën van Bransen in de praktijk te brengen. Ja, ik ben werkzaam op een categoraal gymnasium en dat maakt het lastiger om verschillende niveaus door elkaar te mengen, maar ik krijg na het lezen van het boek en de gesprekken die ik met Bransen heb gevoerd geen helder beeld hoe mijn werk er concreet komt uit te zien. Ook de enkele tips die ik krijg via Twitter leveren mij meer vragen dan oplossingen op.
Jongeren worden gevormd door het schoolsysteem. Ze krijgen gereedschap mee. Ze leren omgaan met planners, regels, autoriteit, samenwerken, presteren, ontdekken, kritisch denken, communiceren, en, wanneer goed gedoceerd, een lading kennis.
“Democracy requires every citizen to have knowledge and understanding of the world beyond their immediate experience; equality requires that there should be no great gaps in this understanding between people and social classes. To be an active citizen of a democratic society you have to know about history, the world, science, the arts. You have to know about things that most pupils do not bring to the classroom and which they cannot pick up by experience.” (Seven myths about education, p. 115)
Je kunt het gereedschap ook zien als traliewerk waarin je je gevangen voelt. Mij heeft het systeem mij gebracht waar ik nu ben: een leergierig (zelf-)kritisch persoon. Het systeem was niet altijd even efficiënt, maar dat is het nooit. Ik heb altijd genoeg ruimte gekregen om mijzelf beter te leren kennen. Dat kwam ook door een keer te blijven zitten op school. Dat kwam ook door levenslessen die ik kreeg uit de vele pesterijen. Ik was een laatbloeier, maar had mijn middelbare school niet veel anders gewild.
Gervormd of Vervormd gaat vooral over visies, maar blijft in gebreke in de concretisering. Zoals verwacht ga ik mee in de gedragswetenschappelijke constateringen, maar lijkt Bransen niet tot een duidelijk beeld te komen hoe hij het onderwijs concreet voor zich ziet. Het moet anders georganiseerd en meer aandacht voor persoonsontwikkeling. Bransen gaat niet in op de kritiek op ‘constructivisme‘ [pdf] en de ‘inductieve methode’ die met ideeën zoals die van hem gepaard gaan.
De huidige sociale, maatschappelijke problemen komen niet door onze repetitiehokken. Nederlanders zijn niet misvormd of geïndoctrineerd door ons onderwijs. Het gebrek aan kritisch denken is geen resultaat van ‘grammatica’, eerder een gebrek hieraan. Onze algehele daling in kennisniveau vraagt om een antwoord. Het antwoord van Bransen is voor mij onvoldoende.